Les 2 - spreekvaardigheid

Feit - mening - argument
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Feit - mening - argument

Slide 1 - Tekstslide

Dilemma

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide


hondenkap
jeuk

Slide 4 - Poll

Wat is het verschil tussen een mening en een argument?

Slide 5 - Open vraag

Lesdoelen
  • Dilemma op dinsdag spelen
  • Je weet wat objectief en subjectief is
  • Je kunt je mening onderbouwen met argumenten
  • Je weet wat een drogredenen is en kunt deze herkennen en benoemen

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen bespreken
  • Ik kan mijn eigen mening formuleren.
  • Ik weet het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.
  • Ik kan meningen herkennen en begrijpen.
  • Ik kan een argument formuleren.
  • Ik kan mijn eigen mening uitleggen met argumenten. 

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig werken
1) "Geloof is niet belangrijker dan kunst, sport, hobby, passie, of liefde beleven.'' (Tim Hofman)
2) Wat vind je van de actie # ik doe niet meer mee. Vind je het goed dat BN'ers met deze actie zijn begonnen?

Wat? --> noteer je eigen mening over deze onderwerp en onderbouw dit met twee argumenten.
Hoe? --> zelfstandig
Klaar? --> ga met je buurman/buurvrouw in gesprek over deze onderwerpen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Sprinkhanenplaag of oud vrouwtje
Sprinkhaan
Oud vrouwtje

Slide 10 - Poll

Welke

Slide 11 - Tekstslide


anker
alles kwijt

Slide 12 - Poll

Waarom?

Slide 13 - Tekstslide

Waarom?

Slide 14 - Tekstslide


mond open
aan een stuk door praten

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Video

Wat vind je ervan en waarom?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Wat heeft de reclamemaker goed gedaan?

Slide 19 - Open vraag

Wat kan er beter?

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent objectief?

Slide 21 - Woordweb

Wat is de definitie van argument?

Slide 22 - Woordweb

ARGUMENT

--> Een argument is een uitleg waarmee je een mening
        verdedigt. Dus waarom je een bepaalde mening hebt.

--> Je herkent een argument aan signaalwoorden als:

         want, namelijk, omdat, immers

--> sterke en zwakke argumenten




Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 23 - Tekstslide

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 24 - Tekstslide

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 25 - Quizvraag

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik kan argumenten herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt

Slide 28 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij vreemde ideeën heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 29 - Quizvraag

Welk deel is het argument en welk deel is de mening?
Bij één van de opdrachten zit een feit.
"Ik wil niet naar buiten, omdat het regent"

Argument: omdat t/m regent
Mening: ik t/m buiten

Slide 30 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind die appeltaart echt niet te vreten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 31 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Op 1 maart mogen de leerlingen weer naar school om fysiek les te volgen.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 32 - Quizvraag

timer
20:00

Slide 33 - Tekstslide

FEITEN EN MENINGEN

Zoek in je leesboek een feit en een mening.

Aan welke woorden herken je een mening? 


 

Slide 34 - Tekstslide