H4 Engels periode 2 week 2 - januari 2021

H4 English Term 2
week 2 - January 2021
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H4 English Term 2
week 2 - January 2021

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

SO Leesvaardigheid - please note
- BONUS opdracht begin periode 3

Slide 4 - Tekstslide

SE2 woe. 20 januari 11.00 uur
50% van je cijfer = grammatica & woordjes
- grammar: past simple, present perfect, articles (a/an), 
   plurals (meervoud)
- vocabulary: woordjes Term 2 (periode 2), alleen En-Ne

50% van je cijfer = informele brief schrijven
- informal letter

Slide 5 - Tekstslide

In class today
  • Tips and common mistakes informal letter 
  • Grammar - RECAP (herhaling)

Slide 6 - Tekstslide

Informal Letter - tips and feedback
- a /an: Als de eerste letter in de UITSPRAAK een klinker (a/e/o etc) is dan zet 
   je AN voor dat woord. Example:  an FBI agent ('e') and an hour ('au')

- meervoud: -y --> -ies. For example; country - countries
   meervoud man/woman = men/women

- capital letters: January, London, Timothy
- punctuation: end sentence with . 


Slide 7 - Tekstslide

- tenses (tijden): when in doubt, keep it simple. (I received your letter last         
   week..., I would like to.., I am glad... etc) 

- to/too: te veel/ook --> too   That's too much work. I love you too
   naar/(om) te --> to   We are going to Ibiza. We ask you to stay here. 

- word count: use enough words. And try to use not way too many words. 

- Use your dictionary!

Slide 8 - Tekstslide

Grammar - Past simple
De past simple is om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd maar nu is afgelopen! Dat kun je zien omdat er een tijd wordt genoemd, wanneer het was afgelopen.   

Slide 9 - Tekstslide

when there is the past.....


Yesterday

Last month

last week

this morning

two weeks ago

last night

last year

during World War II

on Sunday

back then


Past Tense = verleden tijd


ww + ed  bij regelmatige werkwoorden


- y    wordt     - ie   : carry - carried

grab   wordt    grabbed

stop   wordt    stopped

travel  wordt  travelled



onregelmatige werkwoorden = 2e rijtje


Slide 10 - Tekstslide

buy
De past simple hiervan is:
A
bought
B
baught
C
bout
D
buyed

Slide 11 - Quizvraag

get
De past simple hiervan is:
A
got
B
gotten
C
getted
D
getting

Slide 12 - Quizvraag

go
De past simple hiervan is:
A
gone
B
got
C
goed
D
went

Slide 13 - Quizvraag

PAST SIMPLE als bevestiging
 I was in London last year.  (be)
 We saw this film last night. (see)
 They bought the same dress yesterday. (buy)
 I worked really hard last year (work)

Slide 14 - Tekstslide

PAST SIMPLE als ontkenning
I was not in London last year.  (be)
We didn't see this film last night. (see)
They didn't buy the same dress yesterday. (buy)
I didn't work  hard last year (work)

Slide 15 - Tekstslide

PAST SIMPLE als vraag
 Was I  in London last year?  (be)
 Did we see this film last night ?(see)
 Did they buy the same dress yesterday? (buy)
 Did I work  hard last year? (work)

Slide 16 - Tekstslide

Grammar - Present Perfect 

Slide 17 - Tekstslide

 SIGNAALwoorden Present Perfect
Er zijn SIGNAALwoorden die je verklappen dat je de present perfect moet gebruiken.
Hai fyne jas! 
How long         For                Just                    
Always              Yet                 Already             
In (weeks)       Never           Since                 
                             Ever                                           

Slide 18 - Tekstslide

Present Perfect bij REGELMATIGE werkwoorden:

have/has + ww + ed

Slide 19 - Tekstslide

Present Perfect bij ONREGELMATIGE werkwoorden:
have/has + 3e rijtje





                              
  voltooid deelwoord = 3e rijtje

                                                                                                

Slide 20 - Tekstslide

Even kort samengevat
Bij de Past Simple: in het verleden begonnen EN geëindigd.
Bij de Present Perfect: in het verleden begonnen en nog bezig of van toepassing of resultaat is zichtbaar.

Slide 21 - Tekstslide

The policeman ____ (arrest) two people already.
A
arrested
B
have arrested
C
has arrested
D
arrest

Slide 22 - Quizvraag

She____(go) to Japan last year and she____ (live) there for a year now.
A
go / live
B
went / lived
C
went / has lived
D
has gone / lived

Slide 23 - Quizvraag

Joy _____(buy) two tablets last month.
A
bought
B
has buyed
C
buyed
D
has bought

Slide 24 - Quizvraag

Frank ____ (get) his bike last May. So he ____ (have) it for 4 months.
A
getted / had
B
had got / had
C
got / has had
D
got / has have

Slide 25 - Quizvraag

Grammar - a/an
  • Als de eerste letter in de UITSPRAAK een klinker (a/e/o etc) is   dan zet  je AN voor dat woord. 
      Example: an FBI agent ('e') - an hour ('au')

  • Als de eerste letter in de UITSPRAAK een medeklinker is dan   zet je A voor dat woord. 
      Example: a UFO ('j') - a European country ('j') 

Slide 26 - Tekstslide

... magazine
A
a
B
an

Slide 27 - Quizvraag

... unicorn
A
a
B
an

Slide 28 - Quizvraag


.....hour
A
a
B
an

Slide 29 - Quizvraag


..... aunt
A
a
B
an

Slide 30 - Quizvraag


..... university
A
a
B
an

Slide 31 - Quizvraag


..... letter
A
a
B
an

Slide 32 - Quizvraag

Grammar - plurals (meervoud)
Standaardregel: zet -s achter de noun (zelfst.nw.)
toy - toys

Uitzonderingen
  • medeklinker+y verandert in -ies (baby - babies) 
  • -f/-fe verandert in -ves (knife - knives)
  • s-klank krijgt -es achter de noun (witch - witches)
  • sommige moet je uit je hoofd leren (child - children) (man-men)

Slide 33 - Tekstslide

De regels voor meervoud
Standaardregel:
zet -s achter de noun (zsnw)
toy - toys

Spellingsregels:
1. medeklinker+y verandert in -ies (baby - babies)
2. -f/-fe verandert in -ves (knife - knives)
3. s-klank krijgt -es achter de noun (witch - witches)
4. sommige moet je uit je hoofd leren (child - children)

Slide 34 - Tekstslide

What's the plural of baby?

A
babys
B
baby's
C
babies

Slide 35 - Quizvraag

What's the plural of knife?
A
knives
B
knifes
C
knivves
D
knive's

Slide 36 - Quizvraag

What is the plural of man?
A
mans
B
mannen
C
men
D
man's

Slide 37 - Quizvraag

What is the plural of child?
A
child's
B
children
C
childs
D
childes

Slide 38 - Quizvraag

Weektaak
  1. Maak Weektaak
  2. Kijk je Weektaak HIER na
  3.  Stuur mij je nagekeken Weektaak via Teams voor het eind van dit blok. Dit is ook je aanwezigheidsregistratie. 

Slide 39 - Tekstslide