Werkwoordspelling_trede31

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3,4

Lesdoel

Je leert werkwoorden correct spellen

Je leert persoonsvormen in de tt en vt spellen

Wat is niet goed gespeld?

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (branden) zijn hand.

Hoe schrijf je het werkwoord tussen de haakjes?
Hij stak gisteren zijn (verbranden) hand opnieuw in de oven.

Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (branden) gisteren zijn hand.

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Ik (meten) vorige week de lengte van de woonkamer.

Hoe schrijf je het woord tussen de haakjes?

De (bezetten) vijand gaf zich snel over.

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

De (verhitten) man schreeuwde steeds.

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb haar (beschermen).

Hoe schrijf je het onvoltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).

1. betalend
2. betaald
3. betaalt
4. betald

Tegenwoordige tijd

Even oefenen ...

(houden) ... de buurvrouw van detectives?

Even oefenen ...

(houden) ... je broer van detectives?

Even oefenen ...

Ik ... (vinden) het fijn dat jullie aantekeningen maken

Zijn wang (bloeden) ... altijd als hij zich (snijden) ... tijdens het scheren.

1. bloed, snijd
2. bloedt, snijdt
3. bloed, snijdt
4. bloedt, snijd

Persoonsvorm verleden tijd

1. sterk werkwoord: verandert van klank

ik loop --> ik liep

2. zwak werkwoord: ik-vorm +te(n) of +de(n)

verhuis --> verhuisde(n) / antwoord --> antwoordde(n)

hoop --> hoopte(n) / verwacht --> verwachtte(n)

* d of t? 't ex-kofschip

* met of zonder -n? kijk naar het onderwerp!

alleen meervoud krijgt een -n 

't ex-kofschip

1. hele werkwoord -en 

2. kijk naar de laatste letter

3. zit die letter in 't ex-kofschip?

ja = t fietsen -> fiets -> fietste

nee = d bellen -> bell -> belde

Even oefenen ...

De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.

Even oefenen ...

Na de toets ... (duimen) ik voor een voldoende.

Sandra ... (krassen) haar naam in het tafelblad.

1. kraste
2. krasste
3. krasde
4. krassde

Wij hebben vanmorgen een potje ...

1. gevoetbald
2. gevoetbalt

De jongens zijn vorige week ... (verhuizen)

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuizd
4. verhuizt

Even oefenen ...

Ik heb zijn verhaal nooit ... (geloven)

GELEERD?

- je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling

spelling: werkwoordspelling