3. El verbo gustar

¡Hola!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Hola!

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
  1. Explicación del verbo gustar

  2. ¡A practicar!

  3. Vamos a repasar

  4. Los deberes 
Lesdoel: "Aan het eind van deze les kan ik het                       werkwoord gustar toepassen".

Slide 2 - Tekstslide

El verbo 
Gustar

Slide 3 - Tekstslide

Gustar betekent = leuk vinden of houden van (bevallen).
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Enkelvoud
  • Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
  • Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros
Ik vind de honden leuk

Me gusta hablar español 
Ik vind Spaans spreken leuk.




Meestal gebruik je alleen:

Slide 4 - Tekstslide

Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt. 

Let op je gebruikt altijd een lidwoord (el/la/los/las), in het Nederlands doe je dat niet altijd.
Voorbeeld: Me gustan las pizzas > Ik hou van pizzas. 

Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...
Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar
Me gustan las patatas fritas.
¿Te gustan las patatas fritas?
VOORBEELD:
Ik hou van frietjes.
Hou jij van frietjes?

Slide 5 - Tekstslide

Me gustan las manzanas
Wie?
ik.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt is meervoud (appels).

Slide 6 - Tekstslide

te gusta bailar y cantar
Wie?
Jij.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt dansen en zingen (werkwoorden)

Slide 7 - Tekstslide

me gusta el español
Wie?
Ik.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt is het Spaans. 
Vind je meerdere talen leuk? Me gustan el español y el alemán.

Slide 8 - Tekstslide

¡A practicar!
                              Ontkenning:
No betekent zowel nee als niet!
Soms noteer je het woord dus 2x achter elkaar. 
Plaats:
Het komt er altijd voor te staan.
Kijk maar naar het voorbeeld.
A. Vul in gusta of gustan
1. Me _____________________ las hamburguesas.
2. ¿Te ______________________ estudiar español?
3. Me ______________________ el fútbol.
4. ¿Te ______________________ bailar?
5. Me _______________________ los libros de Harry Potter.


B. Geef antwoord:
voorbeeld: ¿Te gusta el español?       Sí, me gusta el español     of       No, no me gusta el español.
                       Vind je Spaans leuk?      Ja, ik vind Spaans leuk         of       Nee, ik vind Spaans niet leuk. 
1. ¿Te gustan los perros?
2. ¿Te gusta ver Netflix?
3. ¿Te gusta hablar español?
4. ¿Te gusta leer?
5. ¿Te gusta la música clásica?
6. ¿Te gustan los gatos?

Slide 9 - Tekstslide

¡A practicar!
Ontkenning:
No betekent zowel nee als niet!
Soms noteer je het woord dus 2x achter elkaar. 
Plaats:
Het komt er altijd voor te staan.
Kijk maar naar het voorbeeld.
A. Vul in gusta of gustan
1. Me gustan las hamburguesas.                  (meervoud)
2. ¿Te gusta estudiar español?                     (werkwoord)
3. Me gusta el fútbol.                                       (enkelvoud)
4. ¿Te gusta bailar?                                          (werkwoord)
5. Me gustan los libros de Harry Potter.     (meervoud)



1. ¿Te gustan los perros?                       Sí, me gustan los perros of No, no me gustan los perros.
2. ¿Te gusta ver Netflix?                        Sí, me gusta ver Netflix of No, no me gusta ver Netflix.
3. ¿Te gusta hablar español?               Sí, me gusta hablar español of No, no me gusta hablar español.
4. ¿Te gusta leer?                                   Sí, me gusta leer of No, no me gusta leer.
5. ¿Te gusta la música clásica?           Sí, me gusta la música clásica of No, no me gusta la música clásica.
6. ¿Te gustan los gatos?                       Sí, me gustan los gatos of No, no me gustan los gatos.

Slide 10 - Tekstslide

Madrid
Vamos a repasar

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn twee groepen 
bijvoeglijk naamwoorden
Groep 1
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
o
a
meervoud
os
as
Groep 2
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
basiswoord
basiswoord
meervoud
+s of +es
+s of +es
Woorden die eindigen op -0
Woorden die niet eindigen op -0
Bonito - Bonita
Bonitos - Bonitas         (mooi)

Una casa bonita - Un libro bonito
Verde - Verde
Verdes - Verdes            (groen)

Una casa verde - Un libro verde

Slide 12 - Tekstslide

Mannelijk of vrouwelijk?
Hoe weet je ook alweer of een zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is?

Mannelijke woorden eindigen op: o, or, aje
armario(kast), comedor(eetkamer), garaje(garage)

Vrouwelijke woorden eindigen op: a, ción, sión, dad, tad
casa(huis), estación(station), versión(versie) navidad(kerst), amistad(vriendschap)

Extra uitleg?
Zie module pagina 17/18/19

Slide 13 - Tekstslide

Het meervoud
Zet de zin in het meervoud: 
la casa bonita
el estuche azul


Weet je het nog? Wat zijn de regels waaraan je moet denken?
een woord eindigt op een klinker +S
een woord eindigt op een medeklinker +ES
zet het lidwoord in het meervoud 
el = los
la = las
de antwoorden
las casas bonitas
los estuches azules

Slide 14 - Tekstslide

Wat klopt?
la chica
el cuaderno
a. amables
b. divertido
c. guapas
d. fantástica
a. verdes
b. azul
c. roja
d. amarillas
los coches
a. bonitas
b. roja
c. grandes
d. interesante

Slide 15 - Tekstslide

Wat klopt?
la chica
el cuaderno
a. amables
b. divertido
c. guapas
d. fantástica
a. verdes
b. azul
c. roja
d. amarillas
los coches
a. bonitas
b. roja
c. grandes
d. interesante
Uitleg 'la chica': 
chica eindigt op een a, daaraan kan je zien dat het vrouwelijk is. Het woord staat niet in het meervoud, dat kan je zien aan het lidwoord (la). Alle woorden moeten gelijk aan elkaar zijn. Dus we zoeken naar een ander woord wat ook vrouwelijk en enkelvoud is. 

Amables en guapas eindigen op een s > deze woorden staan in het meervoud en vallen af. 
Divertido is een mannelijk woord omdat het op een o eindigt. Het juiste antwoord is fantástica!

Slide 16 - Tekstslide

Los deberes
miércoles el trece de enero, cuarta hora
woensdag dertien januari, vierde uur
Leren voor de online overhoring
je leert heel tarea 1 uit de module
bijvoeglijk naamwoord
voorkeur
aangeven
meervoud
gustar
mening geven
woordenschat

Slide 17 - Tekstslide