Vocabulaire 2

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Vocabulario

Zinnen voor in de klas, getallen t/m 21 +  blz. 6, 8 & 10

Vertaal:
hoe zeg je...?

1. ¿Cómo se dice...?
2. ¿Qué significa...?

Vertaal:
Ik heb een vraag

1. Tengo un cuaderno
2. Tengo una pregunta
3. Tengo un bolígrafo
4. Tengo un baño

Vertaal:
Ik begrijp het niet

Vertaal:
Mag ik naar de wc
(zonder vraagtekens)

Vertaal:
Goedemorgen

1. buenos días
2. buenas días

Vertaal:
Ook

1. También
2. Muy bien
3. Y tú
4. Adiós

Vertaal:
Hoe gaat het
(zonder vraagtekens)

Vertaal:
de naam
(vergeet het lidwoord EL/LA niet)

Vertaal:
spellen

Vertaal:
De achternaam

1. El nombre
2. La ciudad
3. La noche
4. El apellido

Vertaal:
Wat fijn

1. Y tú
2. Hasta mañana
3. Qué bueno
4. Cómo estás

Vertaal:
We zien elkaar

Vertaal:
Goedemiddag

Vertaal:
Doei

Vertaal:
Goedenavond

Vertaal:
Heel goed

Vertaal:
Tot ziens

Schrijf de letter uit zoals deze in het alfabet wordt gezegd:
J

Schrijf de letter uit zoals deze in het alfabet wordt gezegd:
M

Schrijf de letter uit zoals deze in het alfabet wordt gezegd:
L

Schrijf de letter uit zoals deze in het alfabet wordt gezegd:
H

Schrijf het getal uit in het Spaans:
13

Schrijf het getal uit in het Spaans:
10

Schrijf het getal uit in het Spaans:
20

Schrijf het getal uit in het Spaans:
16

Schrijf het getal uit in het Spaans:
18

Schrijf het getal uit in het Spaans:
1

Schrijf het getal uit in het Spaans:
5

Schrijf het getal uit in het Spaans:
21

Schrijf het getal uit in het Spaans:
3

Schrijf het getal uit in het Spaans:
15

Schrijf het getal uit in het Spaans:
9