Wat?
Wat is er aan de hand? Deze vraag beantwoord je door exact te beschrijven wat er aan de hand is.
Waar?
Waar is de onveilige situatie? Om deze vraag te beantwoorden omschrijf je de locatie.
Wie?
Voor wie is de situatie onveilig? Benoem voor welke groep mensen de situatie onveilig is.
Waarom?
Waarom is de situatie onveilig? Leg uit waardoor deze situatie onveilig is.
Wanneer?
Bespreek het wanneer op twee manieren: Wanneer wordt de situatie een probleem? En wanneer kan de situatie opgelost worden?
Hoe?
Hoe kan de situatie veilig gemaakt worden? Leg uit welke oplossing jij ziet voor het probleem. Door deze direct voor te leggen in een bespreking kan er ook actie ondernomen worden. Wanneer je alleen een probleem opmerkt en geen mogelijke oplossing biedt, is de kans veel kleiner dat er actie ondernomen wordt.