Hoofdstuk 1: Veiligheid en risicopreventie

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom:

  • Tas is opgeruim
  • telfoon in kluis
  • Oortjes opruimen
  • Ipad op tafel
  • Pen op tafel/etui
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen vorige les (begrippen)
Preventie-Dementie-Mobiele beperking-gezondheidsrisico- vergiftiging- Gevarensymbool-Gifwijzer-ARBO-BHV

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ongevallen
Heftig filmpje...intro ehbo

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht boek:
  • Lees en maak blz 22 tm 24 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht Preventie
  • lees en maak blz 25 tm 29 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Opdracht Preventie
Lees en maak blz 30 en 31

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht veiligheid op het werk
  • Lees en maak blz 32 tm 37 

Slide 31 - Tekstslide

Wat weet je nu?
  • gevaren in en om het huis
  • wat betekent preventie
  • wie hebben de meeste  kans op ongelukken?
  • wat betekent valgevaar?

Beantwoord de volgende vragen 

Slide 32 - Tekstslide

Wie lopen de meeste kans op ongevallen?

Slide 33 - Open vraag

Waar gebeuren de meeste ongelukken?

Slide 34 - Open vraag

Wie lopen de meeste kans op ongevallen?

Slide 35 - Open vraag

Waar gebeuren de meeste ongelukken?

Slide 36 - Open vraag

Welke handelingen horen WEL bij de eerste hulp
A
Het stellen van een moeilijke diagnose
B
Het uitvoeren van de stabiele zijligging
C
Mantelzorg verlenen
D
Het geven van medicijnen

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een BHV'er?
A
Medewerker opgeleid om in geval van nood hulp te verlenen
B
Iemand met een EHBO diploma
C
Iemand die kan reanimeren
D
Iemand van de vrijwillige brandweer

Slide 38 - Quizvraag

Dit is het symbool voor ....
A
Licht ontvlambaar
B
Schadelijk
C
Slecht voor het milieu
D
Giftig

Slide 39 - Quizvraag

Op een etiket staat dit gevaren symbool. Wat betekent dit symbool?
A
Giftig
B
Irriterend
C
Milieugevaarlijk
D
Licht ontvlambaar

Slide 40 - Quizvraag

Wat is een vergiftiging?
A
Het binden van een brandstof aan zuurstof.
B
Het blootstellen aan een hoge temperatuur.
C
Het binnenkrijgen van een stof die het lichaam beschadigt.
D
Het samenvoegen van twee verschillende stoffen.

Slide 41 - Quizvraag

Wat doe je het eerst bij brand?
A
Je begint met het het pand te ontruimen.
B
Je gaat op zoek naar iemand om te zeggen dat er brand is
C
Je slaat alarm door 112 te bellen.
D
Je start met het lezen van het ontruimingsplan

Slide 42 - Quizvraag

Wat is geen voorwaarde van de branddriehoek?
A
Brandstof
B
Warmte
C
Lucht
D
Zuurstof

Slide 43 - Quizvraag

Wie heeft sneller een botbreuk?
A
baby
B
puber
C
bejaarde
D
kleuter

Slide 44 - Quizvraag

Wat is de betekenis van:
de veiligheidsvoorschriften
A
regels voor veiliger werken
B
regels die iemand veilig heeft gemaakt
C
regels om ervoor te zorgen dat het veilig is
D
veilige regels

Slide 45 - Quizvraag

Als beveiliger zorg je voor preventie. Wat betekent preventie?
A
Veiligheid
B
Voorkomen dat iets gebeurt
C
Nazorg bij slachtoffers
D
Communicatie tussen publiek en beveiliger

Slide 46 - Quizvraag

Opdrachten PRAKTIJK
  • Deelopdracht 1.02 blz  165 
  • Deelopdracht 1.03 blz 170 INLEVEREN CR
  • Deelopdracht 1.04 blz 172 INLEVEREN CR
  • Deelopdracht 1.05 blz 176
  • Deelopdracht 1.06 blz 178

Slide 47 - Tekstslide

5WH
Wat?
Wat is er aan de hand? Deze vraag beantwoord je door exact te beschrijven wat er aan de hand is. 
Waar?
Waar is de onveilige situatie? Om deze vraag te beantwoorden omschrijf je de locatie. 
Wie?
Voor wie is de situatie onveilig? Benoem voor welke groep mensen de situatie onveilig is. 
Waarom?
Waarom is de situatie onveilig? Leg uit waardoor deze situatie onveilig is. 
Wanneer?
Bespreek het wanneer op twee manieren: Wanneer wordt de situatie een probleem? En wanneer kan de situatie opgelost worden?
Hoe?
Hoe kan de situatie veilig gemaakt worden? Leg uit welke oplossing jij ziet voor het probleem. Door deze direct voor te leggen in een bespreking kan er ook actie ondernomen worden. Wanneer je alleen een probleem opmerkt en geen mogelijke oplossing biedt, is de kans veel kleiner dat er actie ondernomen wordt. 

Slide 48 - Tekstslide

Opdracht: on/veilige situatie
Maak groepjes van maximaal 4 personen. Plekken in en om de school worden verdeeld over deze groepjes. Een groepje gaat bijvoorbeeld naar buiten bij de fietsenrekken, een ander groepje gaat naar de Aula en weer een ander groepje gaat naar de hoofdingang.
Ga met je groepje naar de aangewezen plek toe. Kijk goed rond op de plek. Zie je iets wat gevaarlijk kan zijn en waardoor een ongeluk kan ontstaan? Zou de plek voor mensen in een rolstoel, slechtzienden of ouderen gevaarlijk kunnen zijn? Schrijf dit op volgens de 5XW en H methode.
Schets een plattegrond van de plek. Kijk goed waar de onveilige gedeeltes zijn.
Jullie hebben in totaal 30 minuten de tijd, daarna gaan we de opdracht bespreken.

Slide 49 - Tekstslide

Klaar?
Begrippen H1 blz 36 invullen, antwoorden staan schuingedrukt in boek. 

Nakijken H1 en voorbereiden op toets H1 (test jezelf en begrippen leren) 


Slide 50 - Tekstslide