DA

le mardi 29 novembre 2022
chapitre 2
vertellen over je vrije tijd
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

le mardi 29 novembre 2022
chapitre 2
vertellen over je vrije tijd

Slide 1 - Tekstslide

français en classe
  • Qu'est-ce que tu fais le weekend?
  • Qu'est-ce que tu fais d'autre?
  • Moi, je fais du sport. 
  • Je regarde une série et j'aime faire les magasins.

Slide 2 - Tekstslide

planning aujourd'hui
- source A (écouter + lire) + exercices 4, 5abcd
- corriger exercices 15abcd

Slide 3 - Tekstslide

exercice 4 - page 58
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

exercice 5a - page 58
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

exercice 5a - page 58

  • 1 Maman
  • 2 Raphaël
  • 3 niemand
  • 4 Raphaël
  • 5 niemand



Slide 6 - Tekstslide

exercice 5b - page 58
  • 1 faire
  • 2 au moins
  • 3 quoi
  • 4 aujourd’hui

Slide 7 - Tekstslide

exercice 5c - page 58
  • 1 niet meer
  • 2 ‘s middags
  • 3 helemaal
  • 4 tijd
  • 5 verkeerde

Slide 8 - Tekstslide

exercice 5d - page 60
A
Réponse type:
...zijn vrienden
omdat hij niet zoals gewoonlijk kan komen. Hij heeft vanmiddag namelijk belangrijkere dingen te doen: zijn huiswerk voor Engels maken.

Slide 9 - Tekstslide

grammaire D  - page 68/69

Slide 10 - Tekstslide

Exercice 15c - page 68
Le dimanche, on va souvent à la maison de mon grand-père. C’est au centre-ville. Je joue au Monopoly avec mes cousins et cousines. Ou nous allons au parc pour jouer au foot. Mon grand-père joue aux cartes avec mon père et mes oncles. Quand il gagne, il est de bonne humeur. Et il donne des bonbons aux enfants. Miam, miam!

Slide 11 - Tekstslide

exercice 15d - page 69
  • 1    au concert  (à + le concert)
  • 2   à la caisse
  • 3   au cours       (à + le cours)
  • 4   à la maison
  • 5   à l'entrée

Slide 12 - Tekstslide

exercice 16a - page 69
  • 1 au cinéma     (à + le cinéma)
  •  du cinéma      (de + le cinéma)
  • 2 aux copains (à + les copains)
  •  des copains   (de + les copains)
  • 3 au café           (à + le café)
  •  du café              (de + le café)

Slide 13 - Tekstslide

exercice 16b - page 69
On va regarder la vidéo

Slide 14 - Tekstslide

exercice 16c - page 70
  • 1 de la
  • 2 de l’
  • 3 du
  • 4 des

Slide 15 - Tekstslide

exercice 16d - page 70
  • 1 au       (= à + le centre-ville = naar het winkelcentrum)
  • 2 des   (= de + les filles = van de meisjes)
  • 3 au     (= à + le cinéma = naar de bioscoop)
  • 4 de la (de + la boulangerie = van de bakkerij)
  • 5 du      (= de + le film = van de film)
  • 6 à la    (à + la maison = naar (het) huis)

Slide 16 - Tekstslide

exercice 16e - page 70
  • 1   Ils jouent à la console.
  • 2  Ils travaillent au supermarché.
  • 3  Il est le champion du club. (de + le club = du club)

Slide 17 - Tekstslide

exercice 17ab - page 70/71
Exemples:
Le chien du chanteur va au parc.
(De hond van de zanger gaat naar het park.)

Les enfants de la famille Morel vont au match de foot.
(De kinderen van de familie Morel gaan naar de voetbalwedstrijd.)

Slide 18 - Tekstslide

planning
woensdag 30 november: voca AB + pc + faire 16abcde + 17ab
dinsdag        6 december: voca AB + pc + gram + oefenstencil
woensdag   7 december: toets chap 2 - partie 1 + avoir / être


Slide 19 - Tekstslide

planning
woensdag 30 november poème de Saint Nicolas.





Slide 20 - Tekstslide

 tâche
niet ingeleverd 
Milan
Ilyas
Brent (aanpassen)

Slide 21 - Tekstslide

Au boulot
Bekijk het volgende filmpje (m.b.t. de grammatica van bron B):



https://www.youtube.com/watch?v=KJdEzGabcRM&list=PLPR05eXrPi2UWtkxLSgu0UPKobEKWafqz&index=9
apprendre    voca AB
faire                 exercices 15abcd






Slide 22 - Tekstslide

dictée - voca AB - page 86
écoute et écris les phrases:
  • 1) Il faut ranger ta chambre.
  • 2) On se voit après-demain.
  • 3) Ça prend exactement une heure.
  • Alles goed geschreven? 
  • Wie heeft als eerste de 3 zinnen In goed  Nederlands vertaald?

Slide 23 - Tekstslide

dictée - voca AB - corrigé
  • 1) Il faut ranger ta chambre.
  • Je moet je kamer opruimen.
  • 2) On se voit après-demain.
  • We zien elkaar overmorgen.
  • 3) Ça prend exactement une heure.
  • Dat duurt precies een uur.

Slide 24 - Tekstslide