Les 2: herhaling en overdrijvin

Les 2: herhaling en overdrijvin
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 2: herhaling en overdrijvin

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling en overdrijving

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling 

Eén of twee woorden of de hele zin nog een keer zeggen voor extra nadruk



Hij is altijd en altijd ziek.

Overdrijving

- Groter, beter of erger maken
(extra nadruk geven op een emotie of een mening).
- Om humoristisch te zijn
- Niet letterlijk nemen.

Ik verveel me dood vandaag.

Slide 3 - Tekstslide

Overdrijving of herhaling?
Ik heb je lief zoals je soms,
gelijk een zomerdag bent
nee, nee, nee, ik heb je lief zoals je bent
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 4 - Quizvraag

Overdrijving of herhaling?
Voor de zoetste verleidingen ga je naar de chocoladefontein
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 5 - Quizvraag

Herhaling of overdrijving?
Mijn nieuwe schoenen zijn zo groot, de hele wereld past eronder!
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 6 - Quizvraag

Herhaling of overdrijving?
En dan, wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant?
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 7 - Quizvraag

Herhaling of overdrijving?

De zee, de Zee klotst voort in eindeloze deining
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 8 - Quizvraag

Herhaling of overdrijving?

Tot in de wolken heb ik je gezocht
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 9 - Quizvraag

Maken
H. 1: 1 t/m 11
H. 2: 3,4 en 5

Slide 10 - Tekstslide