Passé Composé _ Grammaire et exercices C2/ MARDI 29/11/2022

                                                                         C2
Bonjour
et
Bienvenue!
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                                                                         C2
Bonjour
et
Bienvenue!

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui, nous sommes le vendredi 30 novembre 2022
.

Slide 2 - Tekstslide

LE PROGRAMME  AUJOURD'HUI :

1- Réviser le passé composé.
2- Corriger ex:16-a/f- 17-a-b-c-d-e page
33-34
3-Regarder le film
4- Devoir: faire les exercices en ligne.

Slide 3 - Tekstslide

Buts /lesdoelen
A la fin du cours TU PEUX:
1-Décrire tes vacances.
       2-  Utiliser le passé composé                                          




Slide 4 - Tekstslide

au travail
verbe Avoir
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Remplis le verbe Avoir :
Deux copains __________ un petit jardin.
A
ont
B
avons
C
avez
D
a

Slide 6 - Quizvraag

Remplis le verbe Avoir:
Nous ..... un chat
A
ont
B
avons
C
ai
D
as

Slide 7 - Quizvraag

Remplis le verbe Avoir:
Tu ...... aussi un chat?

A
a
B
avez
C
as
D
ont

Slide 8 - Quizvraag

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.

Slide 9 - Open vraag

Le passé composé is...
A
de tegenwoordige tijd
B
de toekomende tijd
C
de verleden tijd
D
de voltooid tegenwoordige tijd

Slide 10 - Quizvraag

Le passé composé is...
A
de tegenwoordige tijd
B
de toekomende tijd
C
de verleden tijd
D
de voltooid tegenwoordige tijd

Slide 11 - Quizvraag

Le passé composé zegt iets over
A
nu
B
de toekomst
C
het verleden

Slide 12 - Quizvraag

Comment dire (Ik praat) en français:
A
je parlais
B
je parle
C
je ai parlé
D
j'ai parler

Slide 13 - Quizvraag

Comment dire (ik heb gepraat ) en français:
A
je parlait
B
j'ai parlé
C
j'as parler
D
je ai parlé

Slide 14 - Quizvraag

Le passé composé a combien d'éléments?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Le passé-composé bestaat uit
hoeveel delen?

Slide 16 - Open vraag

Maak le Passé Composé:
"Tu finis ton travail à neuf heures".

Slide 17 - Open vraag

Maak le Passé Composé:
"Nous vendons les fleurs au marché."

Slide 18 - Open vraag

Maak le Passé Composé:
"Je joue aux jeux vidéos".

Slide 19 - Open vraag

Expliquez comment on forme le passé composé d'un verbe

Slide 20 - Open vraag

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord(le participe passé)

Slide 21 - Tekstslide

Ils ___ (choisir, passé composé) le plat.

Slide 22 - Open vraag

Nous ... le gagnant. (choisir au passé composé)

Slide 23 - Open vraag

Le passé composé (habiter)
A
On a habité
B
On habitions
C
On habite
D
On habitait

Slide 24 - Quizvraag

De passé composé bestaat uit:
A
een hulpwerkwoord
B
een voltooid deelwoord
C
een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord
D
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Quizvraag

Kies le passé composé( marcher)
A
J'ai marché
B
Ils marchent
C
Tu vas marcher
D
tu as marché

Slide 26 - Quizvraag

Choisis le passé composé:
A
vous avez voyagé
B
nous travailler
C
nous avons travaillons
D
nous avons travaillé

Slide 27 - Quizvraag


A

Slide 28 - Quizvraag

Passé Composé

Slide 29 - Tekstslide

Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR
DAN komt er een voltooid deelwoord!!!!
Nous avons joué.
Wij hebben gespeeld.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Regardez bien!!!

Slide 34 - Tekstslide


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 35 - Quizvraag

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Video

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 38 - Quizvraag

Vertaal:
Vous avez dansé

Slide 39 - Open vraag

Ik heb in Groningen gewoond.
A
J'ai habite à Groningue.
B
J'ai habité à Groningue.
C
Je suis habité à Groningue.
D
Je suis habite à Groningue.

Slide 40 - Quizvraag

Remplis le passé composé
Elles ..... (fêter) leur anniversaire.

Slide 41 - Open vraag

Remplis le passé composé:
J' ...... (donner) ce cadeau.

Slide 42 - Open vraag

Remplis le passé composé:
Lars ..... (acheter) ce portable.

Slide 43 - Open vraag

Remplis le passé composé:
Tu ... ... (passer) un bon weekend?

Slide 44 - Open vraag

Utilise le passé composé
On .... ....... (manger) le poisson

Slide 45 - Open vraag

Vous avez compris ???

Slide 46 - Tekstslide

Des questions?

Slide 47 - Tekstslide

Merci! Et maintenant .....

.

Slide 48 - Tekstslide

Merci!  Et maintenant c'est à vous !
-Faites les exercices:16 a,c.e.+17a p 33
             c,d.e,a p34/35

Slide 49 - Tekstslide

Merci et au revoir ! 

Slide 50 - Tekstslide

.
.

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide