Wijs worden klas 1 islam
1 / 25
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Islam
wat weet je al?
wat weet je al?
Slide 4 - Woordweb
In welke landen op de wereld wonen de meeste moslims?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Wanneer leefde Mohammed?
A
Tussen 570 en 632 voor Christus
B
in dezelfde tijd als Jezus
C
Tussen 570 en 643 A.D.
D
Tussen 1570 en 1632
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
Slide 12 - Tekstslide
Wat betekent Allah
A
God
B
De God
C
goden
D
goddelijk
Slide 13 - Quizvraag
Hoe heet het feest waarmee de Ramadan wordt afgesloten?
A
Suikerfeest
B
Offerfeest
C
Bar Mitswa
D
hadj
Slide 14 - Quizvraag
De islam kent vijf zuilen. Welke hoort er niet bij?
A
Het rituele gebed
B
De armenbelasting
C
Geen alcohol drinken
D
De geloofsbelijdenis
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekent halal?
A
toegestaan
B
verboden
C
ritueel geslacht
D
kosjer
Slide 16 - Quizvraag
In welke twee hoofdgroepen zijn moslims te verdelen?
A
Soennieten en Soefi's
B
Sjiieten en Soennieten
C
Oosters en Westers
D
Soefi's en Alevieten
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een imam?
A
Een soort paus
B
Een soort priester
C
Een geestelijk leider
D
Een voorganger in het gebed
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de sharia?
A
De islamitische leer
B
De islamitische wet
C
De islamitische Heilige oorlog
D
De islamitische spaarbank
Slide 19 - Quizvraag
Hoe heet het zwarte kubusvormige gebouw in Mekka?
A
Ka'aba
B
Burka
C
Kurba
D
Maka
Slide 20 - Quizvraag
wat is de zakaat?
A
De bedevaart
B
De geloofsbelijdenis
C
De armenbelasting
D
Het rituele gebed
Slide 21 - Quizvraag
Het heilig boek van de islam is.....
A
De Bijbel
B
De TeNaCH
C
De Bhagavad Gita
D
De Koran
Slide 22 - Quizvraag
Wat wordt herdacht bij het offerfeest?
A
Dat Ibrahim zijn zoon wilde offeren.
B
De martelaren.
C
Het offer van Mohammed.
Slide 23 - Quizvraag
Noem twee overeenkomsten tussen het jodendom, het christendom en de islam.
