argumentatiestructuren

Argumenteren 
herhalen basis
uitleg argumentatiestructuren 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren 
herhalen basis
uitleg argumentatiestructuren 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert de begrippen standpunt en argument.
  • Je leert welke soorten argumenten er zijn (feitelijk/waarderend).
  • Je leert welke argumentatiestructuren er zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk, aangezien en immers.

Slide 3 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 5 - Quizvraag

Feitelijke argumenten
Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak (iets wat controleerbaar is) noemen we die uitspraak een feitelijk argument.

voorbeelden:
Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt), want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad (argument).

Hij is geschikt voor deze baan als docent (standpunt), want hij heeft al 20 jaar werkervaring (argument).

Slide 6 - Tekstslide

Waarderende argumenten
Iemand kan zijn standpunt ook ondersteunen met een waarderend argument. Een waarderende uitspraak geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is.

Voorbeelden:
Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt), want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld (argument).

Omdat we verplicht zijn om mensen in nood altijd te helpen (argument), vind ik dat we alle vluchtelingen in Nederland moeten opnemen (standpunt).

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.


A
feitelijk
B
waarderend

Slide 8 - Quizvraag

Argumentatiestructuur
Een blokjesschema is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten
Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt
Onder- en nevenschikkende argumentatie = combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie


Slide 10 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 11 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie 
Je geeft niet alleen het argument, maar vertelt ook nog waarom dat argument klopt: een argument voor een argument (Je noemt dit een subargument of een onderbouwing). 
Dit schema wordt vaak verwerkt in een alinea of een zin. 

Slide 12 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op school kunnen maken.
Leerlingen zullen dan hogere cijfers gaan halen.
Leerlingen leren dan goed samen te werken.
Leerlingen worden op school niet zo snel afgeleid als thuis
Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen
Leerlingen mogen bij de huiswerkbegeleiding niet bellen, appen, twitteren etc.

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Standpunt: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Schrijf het blokjesschema op:

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 16 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 17 - Tekstslide

Zet in een blokjesschema:
Standpunt: Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.

a. Jongens en meisjes leiden elkaar af.
b. Jongens en meisjes moeten op verschillende manieren de lesstof gepresenteerd krijgen.
c. Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
d. Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes.
e. Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
f. Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
g. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.
h. Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.

Slide 18 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.
(c) Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
(a) Jongens en meisjes leiden elkaar af.
(b) Jongens en meisjes moeten op een verschillende manier de lesstof gepresenteerd krijgen.
(e) Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
(d) Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes.
(f) Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
(h) Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.
(g) Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.

Slide 19 - Tekstslide

Noteer elke letter in een eigen blokjesschema. 
  • Zet de volgende argumentaties in blokjesschema's:


Slide 20 - Tekstslide

Het is belangrijk dat je al van jongs af aan in aanraking komt met boeken, lezen en voorlezen.
Je leert er nieuwe woorden door.
Je begrijpt teksten steeds beter.
a

Slide 21 - Tekstslide

Tijdens het leren moet je de notificaties van je telefoon uitzetten.
Ze verstoren je concentratie.
Je brein is zo afgesteld dat je moet kijken.
b

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt beter een filterkoffieapparaat aanschaffen.
Filterkoffie is veel lekkerder dan koffie uit een koffiemachine.
De machine kan niet gerepareerd worden.
Bij een storing van een koffiemachine moet je steeds een nieuw exemplaar kopen.
c

Slide 23 - Tekstslide

Het is niet zo goed om alleen maar Engelse teksten te lezen.
Je ontwikkelt je Nederlandse woordenschat maar matig.
Je schrijfvaardigheid in het Nederlands blijft achter.
Het heeft consequenties voor je beheersing van het Nederlands.
d

Slide 24 - Tekstslide