when to use -s or 's?

-s or 's, that is the question!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

-s or 's, that is the question!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het meervoud van radio in het Nederlands?
A
radios
B
radio's
C
radioos
D
radioen

Slide 2 - Quizvraag

What is the plural of radio in English?
A
radios
B
radio's
C
radioes
D
radio'es

Slide 3 - Quizvraag

PLURALS in general:
"plural form" = meervoudsvorm





bij de meeste woorden +s
1 table              4 tables
1 chair              30 chairs
1 car                  3 cars
DUS GÉÉN
KOMMA!

Slide 4 - Tekstslide

exceptions (1):
- Woorden die eindigen op -y krijgen +ies 
   (spy > spies, city > cities)

- Woorden die eindigen op -f of -fe krijgen +ves
   (half > halves, knife > knives, life > lives)

Slide 5 - Tekstslide

exceptions (2):
- Sommige woorden zijn onregelmatig en krijgen een hele andere vorm: 
1 child          22 children
1 foot            2 feet
1 tooth         10 teeth


Slide 6 - Tekstslide


A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 7 - Quizvraag


A
monky's
B
monkies
C
monkie's
D
monkys

Slide 8 - Quizvraag


A
butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's

Slide 9 - Quizvraag


A
elfs
B
elves
C
elfes
D
elf's

Slide 10 - Quizvraag


A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths

Slide 11 - Quizvraag

Three ... (baby)

Slide 12 - Open vraag

Five ... (loaf) of bread

Slide 13 - Open vraag

Seven ... (country)

Slide 14 - Open vraag

Possessive: 's, ' and ... of ...

Slide 15 - Tekstslide

Possessive [s] 

Slide 16 - Tekstslide

Let op!
  • als iets bij een ding hoort of een geografische locatie is, dan gebruik je ... of ...
   -   the roof of the school
   -   the city of Amsterdam

  •  Bij woorden van tijd gebruik je bij enkelvoud en bij meervoud '
-  today's weather / three weeks' holiday

Slide 17 - Tekstslide

Let op!
's wordt ook gebruikt bij he/she/it + is
  • It's betekent it is
It's raining right now

  • Its betekent van het
The plant is in its pot

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

1. Isn't this ______ book?
A
Peter
B
Peter's
C
Peters'
D
Peters

Slide 20 - Quizvraag

2. _____ trousers can be found on the top floor.
A
Men
B
Mens
C
Men's
D
Mens'

Slide 21 - Quizvraag

3. They are painting the ____ room this week.
A
Children's
B
Childrens
C
Childrens'
D
Children

Slide 22 - Quizvraag

4. Did you read ______ newspaper?
A
yesterday
B
yesterdays
C
yesterdays'
D
yesterday's

Slide 23 - Quizvraag

5. David is ______ husband.
A
Anne's
B
Annes
C
Annes'
D
Anne

Slide 24 - Quizvraag

6. All the _____ books were in their lockers.
A
boys's
B
boyss
C
boys'
D
boys

Slide 25 - Quizvraag

7. My ________ house is pretty far away.
A
grandparents's
B
grandparentss
C
grandparents'
D
grandparents

Slide 26 - Quizvraag