In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Democratie
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Overheid, regering, parlement, kabinet...
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Vandaag gaan we het hebben over de democratie. Wat dat inhoudt, dat leren jullie vandaag. Maar hoeveel weten jullie daar al van? Denk eens aan de begrippen:
overheid
regering
parlement
kabinet
Wat zijn de verschillen? Wie vormen die groepen? Hoe worden ze gekozen? Kortom: wat weet jij al? Selecteer de emoji die dat het beste weergeeft.
De democratie
demos
kratein
het volk
heerst
volksheerschappij
Slide 3 - Tekstslide
Democratie is een samenvoegsel van de oude Griekse termen demos en kratein. Demos betekent volk en kratein staat voor heersen. Letterlijk vertaald betekent democratie daarom volksheerschappij, een bestuursvorm waarin het volk van een land het voor het zeggen heeft, de macht ligt bij het volk.
Dat begon allemaal zo'n 5000 jaar geleden, rond 3000 voor Christus in het Griekse Athene. Alle vrije burgers stemden toen over wetgeving en over welke mensen welke belangrijke posities hadden. Het stemrecht was toen nog erg beperkt: vrouwen, slaven en vreemdelingen mochten in Athene niet meebeslissen.
Parlementaire democratie
Slide 4 - Tekstslide
Nederland is zo’n democratie. Een keer in de vier jaar vinden in Nederland de Tweede Kamerverkiezingen plaats, waarbij er gestemd kan worden op volksvertegenwoordigers. Omdat we niet met miljoenen mensen over onderwerpen kunnen discussiëren en stemmen, werken we met deze volksvertegenwoordigers. Een volksvertegenwoordiger laat voor de verkiezingen weten hoe hij over bepaalde onderwerpen denkt en wat hij in Nederland wil veranderen, of misschien zo wil laten blijven. Iedereen met kiesrecht die het met hem eens is, kan dan op hem stemmen. In Nederland heb jij kiesrecht wanneer jij 18 jaar of ouder bent en de Nederlandse nationaliteit hebt. In Nederland betekent dat ook dat jij je verkiesbaar mag stellen, om op die manier zelf zo'n volksvertegenwoordiger te worden.
Als zo’n volksvertegenwoordiger voldoende stemmen heeft ontvangen, krijgt hij een zetel in de Tweede Kamer, net als 149 andere vertegenwoordigers. In de Tweede Kamer bedenkt men nieuwe wetten of past deze aan, discussieert en debatteert men over deze wetsvoorstellen en over problemen die in Nederland (en daarbuiten) aan de orde zijn. De Eerste Kamer controleert vooral of er geen fouten in wetten zitten. De Eerste en de Tweede Kamer samen noem je het parlement. In een democratie is het parlement de hoogste macht. Omdat onze democratie met een parlement werkt, is Nederland een parlementaire democratie.
De regering
coalitie (76+ zetels)
oppositie
+
=
staatshoofd
regering
Slide 5 - Tekstslide
Die volksvertegenwoordigers zijn altijd lid een politieke partij. Dat is een groep mensen met ongeveer dezelfde ideeën over politiek. Om beslissingen te kunnen nemen, bijvoorbeeld om een wet aan te nemen, is een meerderheid in de Tweede Kamer nodig (76 zetels of meer).
Wanneer een aantal partijen veel stemmen heeft gehaald en samen een meerderheid kan vormen, dan worden deze partijen samen een coalitie. Politieke partijen die niet in de coalitie zitten, noemt men de oppositie. De partijen uit de coalitie kiezen dan ministers. Ministers zijn de verantwoordelijken voor de ministeries, zoals de minister van Onderwijs of de minister van Defensie.
Alle ministers uit de coalitiepartijen vormen samen met het staatshoofd (onze koning) de regering van ons land. De rol van de koning in de regering is tegenwoordig slechts symbolisch, hij heeft niet echt meer invloed en inspraak. De regering wordt geleid door de minister-president, de voorzitter van de regering. De regering stelt wetten voor aan het parlement (Eerste en Tweede kamer) en zorgt voor de uitvoeren van de wetten.
Soms kan het voorkomen dat een minister van een 'zwaardere' afdeling een staatssecretaris krijgt. Zo'n staatssecretaris helpt de minister bij zijn werk en krijgt vaak een bepaalde taak of afdeling binnen dat ministerie. Alle ministers en staatssecretarissen samen krijgen de naam het kabinet.
Waaruit bestaat het parlement?
A
de Eerste en Tweede kamer
B
de partijen die de regering steunen
C
De partijen die tegen de regering zijn
D
het hele Nederlandse volk
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Door wie wordt de regering geleid?
A
de leider van de grootste oppositiepartij
B
de minister-president
C
het staatshoofd
(de koning)
D
de voorzitter van de Eerste kamer
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe noem je de mensen die in de Tweede Kamer zitten?
A
ministers
B
regeringsleden
C
staatssecretarissen
D
volksvertegenwoordigers
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat hebben partijen nodig om samen een regering te kunnen vormen?
A
de meerderheid in de Tweede Kamer
B
de steun van de regerende koning(in)
C
een aardige minister-president
D
De meerderheid in de Eerste Kamer
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het politieke stelsel van Nederland?
A
een parlementaire democratie
B
een parlementaire dictatuur
C
een parlementaire monarchie
D
een parlementaire technocratie
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Recht op onbereikbaarheid
Slide 12 - Tekstslide
Tweede Kamerlid Gijs van Dijk van de PVDA wil het 'recht op onbereikbaarheid' vastleggen in de wet. Omdat werkstress een van de grootste ziekmakers is, vooral in het onderwijs, vindt hij dat werknemers en docenten recht hebben om onbereikbaar te zijn buiten werkuren.
In dat geval kan Gijs van Dijk dus een wetsvoorstel schrijven en dit voorstel aan de Tweede Kamer presenteren. In dat wetsvoorstel beschrijft hij eerst het probleem en vervolgens zijn oplossing.
Wat vinden jullie van dit voorstel?
Hoe leuk/leerzaam vond jij deze les?
😒🙁😐🙂😃
Slide 13 - Poll
We zijn nog niet klaar, de opdracht volgt hierna!
Een dag als minister
binnenlandse zaken
defensie
financiën
klimaat
infrastructuur
justitie en veiligheid
landbouw
onderwijs
werkge-legenheid
volks-
gezondheid
Slide 14 - Tekstslide
Stel: jij bent minister van een ministerie naar keuze. Welk wetsvoorstel zou jij dan bedenken? En waarom?
Begin bij een probleem of bij iets waarvan jij vindt dat het in Nederland slecht is geregeld, iets waar jij het helemaal mee oneens bent of iets waarvan jij vindt dat het anders moet. Schrijf in een brief aan de Tweede Kamer wat het probleem is en wat jouw voorstel is om dat probleem op te lossen.
Denk eraan: jij bent minister van dat ministerie, zorg ervoor dat je goed in je rol zit wanneer je je brief schrijft. Je schrijft je brief aan mevrouw Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.