Klas 2A gymn Freitag, den 13. Mai 2022

Freitag, den 13. Mai 2022  
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterliste Kapitel 6
  • Hören
  • Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100
  • Hören
  • Wörterbuch
  • LessonUp oefenen: telwoorden en rangtelwoorden
  • Aussprache
  • Plauderecke A
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Freitag, den 13. Mai 2022  
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterliste Kapitel 6
  • Hören
  • Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100
  • Hören
  • Wörterbuch
  • LessonUp oefenen: telwoorden en rangtelwoorden
  • Aussprache
  • Plauderecke A
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss

Slide 1 - Tekstslide

Nachsehen Hausaufgaben
Aufgabe 11.2   Seite 112
Aufgabe 7.1  Seiten 105-106
Aufgabe 8.1 Seite 106

Slide 2 - Tekstslide

Ziele dieser Unterrichtsstunde:
  • Je leert de telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100.
  • Je kunt tijdens het luisteren vragen beantwoorden.
  • Je kunt de betekenis van samengestelde woorden opzoeken in een woordenboek.
  • Je kunt oefenen met de telwoorden en rangtelwoorden.
  • Je kunt oefenen met de werkwoorden haben, sein en werden o.t.t en o.v.t.

Slide 3 - Tekstslide

Wörterliste   TB Seiten 91-92
WA rechter rijtje + WB linker rijtje

Slide 4 - Tekstslide

Hören   Seiten 99-100
Aufgabe 4.1 Seite 99
Aufgabe 4.2 Seiten 99-100

Slide 5 - Tekstslide

Telwoorden en rangtelwoorden:
Telwoorden 1 t/m 20: 
Welke getallen zijn aandachtspunten?

Rangtelwoorden 1 t/m 19 en vanaf 20: 
Hoe wordt rangtelwoord gevormd?
Welke getallen aandachtspunten zijn er?


Slide 6 - Tekstslide

Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100
Opmerkingen:
  • getallen onder één miljoen schrijf je aan elkaar
  • miljoen en miljard zijn in het Duits (vrouwelijke) zelfstandige naamwoorden

Rangtelwoord: vanaf getal 20  => -ste achter telwoord

Slide 7 - Tekstslide

Machen Aufgabe:   Seiten 117-118
Aufgabe 14.2
  • Zelfstandig maken
  • Klaar: Maken Aufgaben 7.1 Seite 105-106 + Aufgabe 8.1 Seite 106. Maken Aufgaben 9.1 und 10.1 Seiten 108-109
  • Bespreken Aufgabe 14.2
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Hören:
Aufgaben Hören/Sehen: 5.1, 6.1, 6,2 Seiten 102-104

Slide 9 - Tekstslide

Wörterbuch Aufgabe 8.3 Seite 107
  • Lees onderdeel a van Aufgabe 8.3 eerst goed door.
  • Pak een woordenboek D->NL uit de kast.
  • Maak zelfstandig Aufgabe 8.3 B + C
  • Klaar: Maken Aufgaben 7.1 Seite 105-106 + Aufgabe 8.1 Seite 106. Maken Aufgaben 9.1 und 10.1 Seiten 108-109
  • Bespreken Aufgabe 8.3 B + C
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

LessonUp oefenen
Telwoorden en rangtelwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Aussprache     Seite 114
Aufgabe 12.2

g    chs

Slide 12 - Tekstslide

Plauderecke A   Seite 114
+ TB Seite 84

Slide 13 - Tekstslide

Hausaufgaben: 
Kapitel 6: Lernen Wörterliste A helemaal +  linker rijtje  B Seite 91-92
Leren Plauderecke A Seite 84
Lernen: haben sein werden tegenwoordige en verledentijd Seite 90 +  Seite 18
Lernen: telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100  Seite 90

Machen: Kapitel 6
Aufgabe 8.2 Seiten 106-107
Aufgabe 9.1 + 10.1 Seiten 108-109
Aufgabe 11.3 Seite 113

Slide 14 - Tekstslide

GP Duits 2 juni a.s.
Kapitel 1:
De werkwoorden haben sein en werden in de tegenwoordige tijd Seite 18

Kapitel 5:
Lernen: Wörterliste A+B Seite 76-77
Lernen: Grammatik A+B +C Seiten 75-76 + aantekeningen (in stam e / a + aantekeningen der-Gruppe)

Kapitel 6:
De werkwoorden haben sein en werden in de verleden tijd Seite 90
Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100 Seite 90


Slide 15 - Tekstslide

Nog niet gemaakt:
Aufgabe 6.3 Seite 105
Aufgabe 4.3 Seiten 101-102

Slide 16 - Tekstslide

Der- und ein-Gruppe:
Waaruit bestaan deze groepen?
Wat kun je vertellen over deze groepen?

Slide 17 - Tekstslide

Grammatik
Zinsontleding en de der- en ein-Gruppe:
Naamvallen: Nominativ, Genitiv, Dativ en Akkusativ
  • onderwerp van de zin
  • -> later bespreken bezitsrelatie: van wie/wiens
  • meewerkend voorwerp
  • lijdend voorwerp

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan grammatik:
  1. Vertaal de zinnen in het Nederlands om zo onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp te vinden.
  2. Wat is het lidwoord van het zelfstandig naamwoord?
  3. Heb ik te maken met de der- of met de ein-Gruppe?

Slide 19 - Tekstslide

Grammatik: 2e naamval
Zinsontleding der- en ein-Gruppe: 2e naamval (Genitiv)

Bezitsrelatie: van wie/wiens

Slide 20 - Tekstslide

Bezitsrelatie: Genitiv 2e naamval

Bepaald lidwoord:
Das Buch des Mannes.       (Het boek van de man.) 
Die Jacke der Frau.               (De jas van de vrouw.) 
Der Vater des Kindes.          (De vader van het kind.) 

Onbepaald lidwoord:
Das Buch eines Mannes.     (Het boek van een man.)
Die Jacke einer Frau.             (De jas van een vrouw.)
Der Vater eines Kindes.        (De vader van een kind.)

Slide 21 - Tekstslide

2e naamval:
Bij der en das-woorden:
-s achter zelfstandignaamwoord => meerdere lettergrepen
-es achter zelfstandignaamwoord => een lettergreep

Slide 22 - Tekstslide

Machen Aufgabe 6.3  Seite 105
  • Zelfstandig maken.
  • Klaar: bestuderen grammatica TB Seiten 89-90 punt 1
  • Bespreken Aufgabe 6.3
timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

Maak een zin in het Duits:
Voorbeeld: uitleggen - oefening
Der Lehrer erklärt eine Aufgabe/eine Übung.

  1. spieken - zitten blijven
  2. de zinnen - onduidelijk
  3. vergeten - gum
  4. een voldoende - Frans
timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide

  1. Ik zit op de havo.
  2. Ik krijg bijles in wiskunde.
  3. Ik heb nog nooit gespijbeld.
  4. Natuurkunde vind ik moeilijk.
  5. Hoe gaat het bij jou op school?
  6. Mijn lievelingsvak is Engels.
Geef antwoord in het Duits:
  1. Wanneer pak jij je schoolspullen in?
  2. Hoe lang duurt een lesuur?
  3. In welke klas zit je?
  4. Welk vak heb jij woensdag het eerste uur?
  5. Wat doe jij 's avonds altijd?
  6. Hoe laat ga jij naar school?

Slide 25 - Tekstslide

Grammatik: der-groep
der-groep bestaat uit: 
  • der die das die (bepaalde lidwoorden)
  • dies-            - deze/dit
  • jed-              - ieder/elk
  • manch-      - menig-/sommige
  • all-                - alle
  • solch-         - zulk/zo’n
  • welch-        - welk

Slide 26 - Tekstslide

Grammatik: der-groep
dies- , jed-, manch-, all-, solch- en welch-
-> willen lijken op de lidwoorden: der die das die

1e stap: Wat is het lidwoord?

Zie schema

Slide 27 - Tekstslide

Vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.:
TB Seite 75 sterke werkwoorden met e in stam

Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:
  • du/er/sie/es/man -> i   of   ie  
  • è uitspraak -> i
  • ee uitspraak -> ie

Slide 28 - Tekstslide

Aandachtspunten:
Sterke werkwoorden met e in stam:
  1. gehen, stehen en bewegen -> geen i/ie wissel
  2. geben -> geen ie => i
  3. nehmen -> bij du/er/sie/es/man: h wordt m 
  4. nehmen -> geen ie => dus du nimmst/ er/sie/es/man nimmt
  5. treten -> geen ie => i
  6. treten -> bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op d of t   
       du trittst    dus niet => tritest
       er/sie/es/man tritt   dus niet => tritet

Slide 29 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a in stam
Bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:    -> du/er/sie/es/man -> ä

Aandachtspunten:
  • bij laufen en stoßen geldt dezelfde regels als hierboven
  • bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op
       d of t   
       du hältst                   er/sie/es/man hält

Slide 30 - Tekstslide