H5 Verbrandingen.

Leerdoelen deze les.
  • Je kent de namen van de meest voorkomende stoffen in dit     hoofdstuk.
  • Je kent het verschil tussen een volledige en onvolledige  verbranding.
  • Je kunt een verbrandingsreactievergelijking opschrijven.
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen deze les.
  • Je kent de namen van de meest voorkomende stoffen in dit     hoofdstuk.
  • Je kent het verschil tussen een volledige en onvolledige  verbranding.
  • Je kunt een verbrandingsreactievergelijking opschrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe heet H2O?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de naam van element C?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de naam van de ontleedbare stof CO?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de naam van de ontleedbare stof CO2?

Slide 5 - Open vraag

Is hier sprake geweest van een volledige verbranding?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet H2?

Slide 7 - Open vraag

Bij een volledige verbranding ontstaat:
A
Koolstofmonoxide (CO)
B
Koolstofdioxide (CO2)

Slide 8 - Quizvraag

Wat ontstaat er niet bij een volledige verbranding?
A
roet
B
waterdamp
C
koolstofdioxide

Slide 9 - Quizvraag

Welke verbrandingsproducten ontstaan bij de volledige verbranding van suiker?
C12H22O11
A
CO2
B
H2O
C
CO2,H2O
D
CO2,H2O,O2

Slide 10 - Quizvraag

Welke is de reactievergelijking van de volledige verbranding methaan?
A
CH4 + 2 O2 --> CO2 + 2 H2O
B
CH4 + 2 O2 --> CO + 2 H2O
C
2 CH4 + 4 O2 --> 2 CO2 + 4 H2O
D
2 CH4 + 4 O2 --> 2 CO + 2 H2O

Slide 11 - Quizvraag

Bij een volledige verbranding ontstaat roet.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is roet uit een auto onvolledige verbranding?

Slide 13 - Open vraag

Waarom kan een onvolledige verbranding gevaarlijk zijn?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding?

Slide 15 - Open vraag

Er kan ook onvolledige verbranding van butaan=C4H10 plaatsvinden.

Wat is de oorzaak van een onvolledige verbranding van butaan?

Slide 16 - Open vraag

Bij een onvolledige verbranding van methaan ontstaan koolstofmono-oxide en water.
Schrijf het reactieschema in woorden op van deze onvolledige verbranding van methaan.

Slide 17 - Open vraag

Welke 3 reactieproducten ontstaan bij een onvolledige verbranding?

Slide 18 - Open vraag

Geef de reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van propaan (C3H8). Bij deze onvolledige verbranding ontstaat naast water ook koolstofmono-oxide.

Slide 19 - Open vraag

Geef de reactievergelijking van de onvolledige verbranding van methaan=CH4 waarbij roet en waterdamp ontstaan.

Slide 20 - Open vraag

Welke namen van elementen herken je in het woord koolwaterstof?

Slide 21 - Open vraag

Welke atoomsoorten zitten in een koolwaterstof?

Slide 22 - Open vraag

Wat zijn de reactieproducten bij een onvolledige verbranding van een koolwaterstof?

Slide 23 - Open vraag

Hoe kun je een onvolledige verbranding herkennen?
Wat neem je waar?

Slide 24 - Open vraag

Welke verbrandingsproducten onstaan er bij de onvolledige verbranding van koolstofsulfide?

Slide 25 - Open vraag

Wat ontstaat er bij de volledige verbranding van koolstof
A
C
B
CO
C
CO2
D
O2

Slide 26 - Quizvraag

Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 27 - Quizvraag

De verbrandingsproducten bij de volledige verbranding van C15H32 zijn:
A
H2O + CO
B
H2O + CO2
C
H2O
D
CO2 + CO

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het reactieschema van de volledige verbranding van ethaan?
A
Ethaan + Zuurstof -> Koolstofdixide + Water
B
Koolstofdioxide + Water -> Ethaan + Zuurstof
C
Ethaan -> Koolstofdioxide + Water
D
Ethaan + Koolstofdioxide -> Zuurstof + Water

Slide 29 - Quizvraag

De verbrandingsproducten bij de volledige verbranding van H2 zijn:
A
H2O
B
HO
C
HO2
D
CO2

Slide 30 - Quizvraag

De verbrandingsproducten bij de volledige verbranding van C2H6 zijn:
A
C, H
B
CO2, H2O
C
C, H, O
D
CO, H2O

Slide 31 - Quizvraag

Bij een volledige verbranding ontstaat:
A
alleen kooldioxide en water
B
alleen koolmonoxide en roet
C
Kooldioxide, water, koolstof en koolmonoxide
D
Koolmonoxide en water

Slide 32 - Quizvraag

5.1 Verbrandingsverschijnselen

Slide 33 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je kunt de drie voorwaarden beschrijven voor een verbrandingsreactie.
  • Je kunt verbrandingsverschijnselen herkennen en deze begrippen uitleggen.
  • je kent de drie brander vlammen
  • je weet hoe een kaars werkt

Slide 34 - Tekstslide

Wat hoort bij een brand?

Slide 35 - Woordweb

Noem voorbeelden van verbrandingsverschijnselen.

Slide 36 - Woordweb

Rook en vlammen zijn
verbrandingsverschijnselen.
Geef nog een verbrandingsverschijnsel.

Slide 37 - Open vraag

Verbrandingsverschijnselen
  • Rook ontwikkeling 
  • Warmte ontwikkeling
  • Vlammen 
  • vonken

Slide 38 - Tekstslide

brand blussen

Slide 39 - Tekstslide

Begrippen die horen bij een kaars.

Slide 40 - Woordweb

Welke vlam
herken je
hiernaast?
A
blauwe vlam
B
oranje vlam
C
ruisende vlam
D
pauze vlam

Slide 41 - Quizvraag

Tijdens het practicum gebruik je
A
pauze vlam
B
gele vlam
C
blauwe vlam
D
veilige vlam

Slide 42 - Quizvraag

Wat is de pauzevlam?
A
Gele vlam
B
Ruisende vlam
C
Blauwe vlam
D
Groene vlam

Slide 43 - Quizvraag

Situatie:
* luchtschijf dicht
* gasregelknop dicht
A
stille blauwe vlam
B
ruisende blauwe vlam
C
gele vlam
D
geen vlam

Slide 44 - Quizvraag

Sleep de vlam naar de goede afstelling.
pauzevlam
geen vlam
ruizende blauwe vlam
geen vlam

Slide 45 - Sleepvraag

Welke vlam gebruiken we nooit om een stof te verwarmen
A
Gele vlam
B
Kleurloze vlam
C
Blauwe vlam
D
Ruisende vlam

Slide 46 - Quizvraag

Een gasbrander heeft 3 soorten vlammen. Welke hoort er NIET bij?
A
Blauwe vlam
B
Gele vlam
C
Ruisende vlam
D
Rode vlam

Slide 47 - Quizvraag

Met welke vlam verwarm je vloeistoffen in een reageerbuisje?
A
Gele vlam
B
Kleurloze vlam
C
Blauw ruisende vlam

Slide 48 - Quizvraag

Bij welke vlam wordt koolstofmonoxide en roet gevormd?
A
blauwe vlam
B
blauw ruisende vlam
C
gele vlam
D
alle 3 genoemde vlammen

Slide 49 - Quizvraag

Welke vlam gebruiken we tijdens het verwarmen ?
A
gele vlam
B
blauwe vlam
C
ruisende vlam met blauwe kern
D
alle drie

Slide 50 - Quizvraag

Slide 51 - Video

Welke vlam is het heetst?
A
de vlam links
B
de vlam rechts
C
de vlam in het midden

Slide 52 - Quizvraag

Opbouw van een vlam

Slide 53 - Tekstslide

Begrippen die horen bij een kaars.

Slide 54 - Woordweb

Je weet nu:
  • Wat verbrandingsverschijnselen zijn
  • Wat een vlam is
  • Welke soorten vlammen er zijn

Slide 55 - Tekstslide