Herhalingsoefeningen 1

Vervoeg in de OVT:
Er (mogen) niemand binnen in huis.
1 / 55
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Vervoeg in de OVT:
Er (mogen) niemand binnen in huis.

Slide 1 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
De appel valt niet ver ...... de boom
A
op
B
van
C
naast
D
onder

Slide 2 - Quizvraag

Vervoeg in de OVT:
Hij (verwachten) een brief.

Slide 3 - Open vraag

Geef een ander woord voor
'teksttype'

Slide 4 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
Alle hens ...... dek!
A
op het
B
voor het
C
in
D
aan

Slide 5 - Quizvraag

'Je bent mijn beste vriend'
is een .......
A
formele zin
B
informele zin

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet dit teken:

&
A
Trema
B
Ampersand
C
Tilde
D
Ampersant

Slide 7 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
Als de vos de passie preekt, boer,
let op uw ......
A
ganzen
B
koeien
C
kippen
D
katten

Slide 8 - Quizvraag

kunnen inzien dat iets niet zo erg is.

Dat is:
A
determineren
B
motiveren
C
relativeren
D
construeren

Slide 9 - Quizvraag

Geef een antoniem voor:
afschuwelijk

Slide 10 - Woordweb

Vul het spreekwoord aan:
...... de mand vallen
A
in
B
naast
C
op
D
door

Slide 11 - Quizvraag

Geef een synoniem voor:
veterinair

Slide 12 - Woordweb

Vervoeg in de OTT:
Monique (rijden)
zeer snel met de auto.

Slide 13 - Open vraag

Vul de uitdrukking aan:
..... mijn mening
A
volgens
B
achter
C
naar
D
door

Slide 14 - Quizvraag

Vervoeg in de OVT:
De rij boeken (staan) in de kast.

Slide 15 - Open vraag

Geef een synoniem voor:
sabotage

Slide 16 - Woordweb

Vul het spreekwoord aan:
De morgenstond heeft ..... in de mond
A
zilver
B
goud
C
koper
D
brons

Slide 17 - Quizvraag

Vervoeg in de OVT:
de slager (geven) de kinderen
een stuk worst.

Slide 18 - Open vraag

Je wilt je verdiepen tot in
de details van een tekst.
Je gaat:
A
Studerend lezen
B
Intensief lezen
C
Globaal lezen
D
Kritisch lezen

Slide 19 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
...... is scheepsrecht
A
Eenmaal
B
Tweemaal
C
Driemaal
D
Viermaal

Slide 20 - Quizvraag

Vervoeg in de OVT:
Ik (kiezen) voor de beste oplossing.

Slide 21 - Open vraag

Je communiceert ...
A
niet altijd
B
altijd

Slide 22 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
Er zijn vele wegen die naar ...... leiden
A
Turijn
B
Londen
C
Rome
D
Brussel

Slide 23 - Quizvraag

Wat wordt niet gebruikt bij lichaamstaal?
A
Gebaren
B
Gezichtsuitdrukking
C
Spreken
D
Oogcontact

Slide 24 - Quizvraag

Welke emotie wordt hier getoond?

Slide 25 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
Hoge ...... vangen veel wind
A
torens
B
bomen
C
kerken
D
huizen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is universele
lichaamstaal?

Slide 27 - Woordweb

Wat is een ander woord voor
'gezichtsuitdrukking'?

Slide 28 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
Je moet de huid van de ....... niet verkopen voor hij geschoten is
A
wolf
B
leeuw
C
beer
D
tijger

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een andere term voor
'niet gesproken communicatie'?

Slide 30 - Woordweb

Welk deel van je lichaam
toont de emotie?
A
Je handen
B
Je gehele lichaam
C
Je gezicht
D
Je ogen

Slide 31 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
Keulen en ........ zijn niet
op één dag gebouwd
A
Duisburg
B
München
C
Aken
D
Dusseldorf

Slide 32 - Quizvraag

Hoe noemt de illusie
die hier wordt getoond?

Slide 33 - Open vraag

Een zin begint altijd met een .......

Slide 34 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
Krakende ....... lopen het langst
A
wagens
B
karren
C
auto's
D
fietsen

Slide 35 - Quizvraag

Een zin eindigt altijd met een .....

Slide 36 - Open vraag

Vervoeg in de OTT:
(Gelden) dit ook voor de anderen?

Slide 37 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
Liefde is .....
A
doof
B
blind
C
stom
D
oneerlijk

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het WWG in deze zin:
'Geen enkele traan zal
tevoorschijn komen.'

Slide 39 - Open vraag

Vul de krantenkop aan:
'China lanceert'

Slide 40 - Woordweb

Vul het spreekwoord aan:
Olie ...... het vuur gooien
A
in
B
op
C
naast
D
naar

Slide 41 - Quizvraag

Zeer krachtig, levendig, sterk, hevig.

Dat is:
A
enorm
B
intens
C
fel
D
prachtig

Slide 42 - Quizvraag

Welk woord is fout in deze zin:
'De groep scholieren kwamen net op tijd aan bij de bushalte.'

Slide 43 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
Papier is ......
A
broos
B
geduldig
C
wit
D
glad

Slide 44 - Quizvraag

Als de kat van huis is,
dansen de muizen.
Hoe is deze zin bedoeld?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 45 - Quizvraag

'Winterkou verlamt Europa.'
Er wordt in deze krantenkop
gebruik gemaakt van ...
A
beeldspraak
B
geen beeldspraak

Slide 46 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
Spreken is zilver, zwijgen is .......
A
brons
B
koper
C
goud
D
tin

Slide 47 - Quizvraag

Vul aan met een diersoort:
Zo koppig als een .....

Slide 48 - Open vraag

Zo gezond als een .....
A
aal
B
vis
C
tijger
D
mol

Slide 49 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
Twee handen op één .......
A
hoofd
B
rug
C
buik
D
schouder

Slide 50 - Quizvraag

Die adviseur heeft mij goed geholpen.

'mij' is in deze zin het .....
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Voorzetsel

Slide 51 - Quizvraag

Wij kunnen u ook
een uitnodiging sturen.
'u' is in deze zin ......
A
het meewerkend voorwerp
B
het onderwerp
C
het bijwoord
D
het lijdend voorwerp

Slide 52 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
Voorzichtigheid is de .......
van de porseleinkast
A
vader
B
dochter
C
zoon
D
moeder

Slide 53 - Quizvraag

Heeft Nina zich al gemeld?

'Nina' is in deze zin ....
A
De persoonsvorm
B
Het onderwerp
C
Het lijdend voorwerp
D
Het meewerkend voorwerp

Slide 54 - Quizvraag

Die wagen staat fout geparkeerd.

'fout' is in deze zin .....
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het bijvoeglijk naamwoord
D
Het bijwoord

Slide 55 - Quizvraag