Ondernemend gedrag: Doelen stellen

• Retail
• MBO
• Studiejaar 1

Doelen stellen

Ben jij doelgericht?

1. Ja, ik ga altijd op mijn doel af.
2. Soms wel.
3. Nee, ik weet niet hoe ik mijn doel moet halen.
4. Nee, ik stel nooit doelen.

Welk doel heb jij de afgelopen maand gesteld?

S -Specifiek

Je doel moet niet onduidelijk zijn. 

De volgende vragen moeten beantwoord worden in je doel:

• Wat?
• waar?
• wanneer?

Specifiek 

Niet specifiek

Ik ga gezond leven

Ik ga twee keer per week hardlopen

Ik wil veel geld verdienen.

Ik ga een voldoend ehalen voor de toets

M -Meetbaar

Gebruik getallen in je doel om te kunnen meten of het doel is bereikt.  

Bijvoorbeeld:

• Ik ga een 6 of hoger halen voor het examen
• Ik ga 2 keer per week sporten
• Ik ga maximaal 2 uur per dag op mijn telefoon

A -acceptabel

A staat ook voor aantrekkelijk

Past het doel bij jou?

R - Realistisch

Kan je het doel halen?

Is het doel niet te groot?

Voorbeeld:

• Ik word de beste schaatser van Nederland

T - Tijdsgebonden

Geef jezelf een haalbare tijd waarin het doel bereikt moet worden. 

Maak van je doel een gewoonte

Ik wil een leuke baan waar ik met plezier naar toe ga

1. Wel smart
2. Niet smart

Over drie jaar wil ik een baan waarbij ik 2.000 euro per maand verdien.

1. Wel smart
2. Niet smart

Ik wil deze week elke doordeweekse dag voor 22:00 naar bed.

1. Wel smart
2. Niet smart

Ik wil deze maand geld inzamelen voor het goede doel.

1. Wel smart
2. Niet smart

Wat was het doel van Ron Blauw?

Wat doe jij als een doel niet lukt?

Ben jij het eens of oneens met deze stelling:

'Het geeft niet als het niet lukt, maar ik wil wel mijn best hebben gedaan'

1. Eens
2. Oneens

De S in SMART staat voor:

1. Streng
2. Spannend
3. Specifiek
4. Sprekend

De M in SMART staat voor:

1. Mogelijk
2. Meetbaar
3. Makkelijk
4. Moeilijk

De A in SMART staat voor:

1. Associaal
2. Acceptabel
3. Asymetrisch
4. Amsterdam

De R in SMART staat voor:

1. Realistisch
2. Rommel
3. Reageren
4. Ruimte

De T in SMART staat voor:

1. Tijdelijk
2. Toepassen
3. Tegelijk
4. Tijdsgebonden

Maak nu zelf een doel en formuleer deze SMART