Herhaling H5

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Herhaling H5

Herhalen hoofdstuk 5

Telefoon is op je tafel tijdens de uitleg (vragen lessonup)

Je doet de hele les mee

Paragraaf 5.1

Wanneer je een baan ziet die jou leuk lijkt, kun je solliciteren. Bij het solliciteren moet je een CV aanleveren. Als je wordt aangenomen, sluit je een arbeidsovereenkomst af. De meeste afspraken die in je arbeidsovereenkomst staan, zijn overgenomen uit de cao. Iedere bedrijfstak heeft een eigen cao. Bij de meeste banen krijg je een proeftijd.

Soorten werk: Uitzendwerk, tijdelijke baan, flexibele baan, oproepcontract.

 

Er zijn drie wetten die een werknemer beschermen, namelijk: Arbeidstijdenwet, Arbowet en het wettelijk minimuloon. 

Paragraaf 5.2

Mensen kunnen verschillende redenen hebben om te werken. Dit noem je arbeidsmotieven. 

De meeste mensen zijn in loondienst. Je zou er ook voor kunnen kiezen om een andere ondernemingsvorm te kiezen. Bijvoorbeeld een nv, bv, zzp'er, vof en zelfstandige.  

Om de productie binnen een bedrijf te verbeteren, hebben zij een arbeidsverdeling en een organigram. 

In Nederland is de productie verdeeld over 4 sectoren. De primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector. 

Wat voor een soort afspraken kun je terugvinden in de cao?

I: Voor geschoold werk heb je een diploma nodig.

II: Een vakkenvuller is een voorbeeld van ongeschoold werk.

1. 1 is juist, 2 is juist
2. 1 is juist, 2 is onjuist
3. 2 is onjuist, 1 is juist
4. Beide antwoorden zijn onjuist

Leg uit wat een oproepcontract is.

Leg uit hoe een proeftijd werkt.

I: Brutoloon is het geld wat je uiteindelijk krijgt.

II: Nettoloon is het geld waar alle sociale premies en belasting af zijn gehaald.

1. Beide zijn juist
2. 1 is onjuist, 2 is juist
3. 1 is juist, 2 is onjuist
4. Beide zijn onjuist

Leg uit welke drie wetten er zijn om de werknemer te beschermen.

I: In een eenmanszaak is één persoon de baas.
II: In een eenmanszaak kan niet meer dan één persoon werken.

1. Beide zijn juist
2. 1 is juist, 2 is onjuist
3. 1 is onjuist, 2 is juist
4. Beide zijn onjuist

Welke motieven kan een mens hebben om te gaan werken. Noem er 5.

Leg uit wat de voordelen van een vof zijn.

In Nederland maken wij onderscheid tussen 4 verschillende productiesectoren. Leg uit welke dit zijn.

Een bakker is een voorbeeld van een beroep uit de industriële sector.

1. Juist
2. Onjuist

Zoek een plaatje op van een beroep uit de overheidssector.

Maken oefenopgaven

Huiswerk: oefenopgaven 5.1 en 5.2

Huiswerkcontrole - niet gemaakt is nablijven.

Maken oefenopgaven:

GL bladzijde 150: paragraaf 5.1 en 5.2

Kader bladzijde 148: paragraaf 5.1 en 5.2