3H - spelling leestekens en samenstellingen

Spelling 

- komma
-trema
- samenstellingen 

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spelling 

- komma
-trema
- samenstellingen 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling: Komma


  • bij een leespauze
  • tussen twee persoonsvormen 
  • tussen delen van een opsomming 
  • als je iemand aanspreekt met een naam
  • voor de woorden 'want', 'omdat' en 'doordat' =

Slide 2 - Tekstslide

Waar staat de komma op de goede plek?
A
Sanne, ik wil naar huis!
B
,Sanne ik wil naar huis!
C
Sanne ik, wil naar huis!
D
Sanne ik wil naar , huis

Slide 3 - Quizvraag

Waar staat de komma op de goede plek?
A
Ik trakteer omdat, ik jarig ben.
B
Ik trakteer omdat ik jarig, ben.
C
Ik, trakteer omdat ik jarig ben.
D
Ik trakteer, omdat ik jarig ben.

Slide 4 - Quizvraag

Welke regel hoort bij deze zin:
Toen ik er was, wilde ik blijven.
A
Komma tussen een opsomming
B
Komma tussen twee persoonsvormen
C
Komma bij een woord als want, omdat, maar
D
Komma als je iemand aanspreekt

Slide 5 - Quizvraag

Trema bij uitspraakproblemen
1. Bij twee klinkers na elkaar: 
reünie, geïnteresseerd, vacuüm
2. Bij getallen: 
tweeëntwintig, drieënvijftig 
3. Bij het meervoud van woorden die eindigen op -ee:
orchideeën, zeeën 
4. Bij het meervoud van woorden die eindigen op -ie:
knieën, oliën 

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf de trema op juiste plek:
concierge

Slide 7 - Open vraag

Schrijf het woord met een trema op de juiste plek. Meervoud van: fantasie

Slide 8 - Open vraag

Schrijf het meervoud met trema op de juiste plek: bacterie

Slide 9 - Open vraag

Welke spelling is juist?
A
geupload
B
geüpload
C
gëupload
D
geuploäd

Slide 10 - Quizvraag

Welke spelling is juist?

A
genien
B
geniën
C
genieen
D
genieën

Slide 11 - Quizvraag

Nieuw: Samenstellingen

Slide 12 - Tekstslide

uitzonderingen (geen -en, maar -e)

1. Versteende samenstellingen: nachtegaal, schattebout.
2. Het eerste deel verwijst naar iets of iemand waarvan of van wie er maar één is: Koninginnedag. 
3. Samenstellingen waarvan het eerste deel het tweede deel versterkt: apetrots, reuzegezellig.
4. Afleidingen die eindigen op de achtervoegsels -loos, -lijk, -ling of -achtig: hopelijk, hopeloos. 

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord is een versteende samenstelling?
A
zonnestraal
B
elleboog
C
beregoed
D
grenzeloos

Slide 14 - Quizvraag

Welke samenstelling begint met een versterking?
A
zonnestraal
B
elleboog
C
beregoed
D
grenzeloos

Slide 15 - Quizvraag

Van welke samenstelling verwijst het eerste deel naar iets waar er maar één van is?
A
zonnestraal
B
elleboog
C
beregoed
D
grenzeloos

Slide 16 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed?
A
Manenschijn
B
Maneschijn
C
Manensschijn

Slide 17 - Quizvraag

Welke samenstellingen is goed?
A
aspergessoep
B
aspergensoep
C
aspergesoep

Slide 18 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed?
A
hondenhok
B
meningverschil
C
berensterk

Slide 19 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed?
A
ziekeauto
B
rodeskool
C
stationschef
D
manenschijn

Slide 20 - Quizvraag

Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen zelfstandig naamwoord is.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen meervoud heeft.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel de betekenis van het tweede deel versterkt.


Je schrijft een tussenletter -e- als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling. --> versteend

platteland
tarwebrood
stekeblind
bruidegom

Slide 21 - Sleepvraag