Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
M2 lidwoorden, hoofdletters, vraagwoorden
Dienstag, den 8. Oktober 2024
PLANUNG
Grammatik:
* lidwoorden
* hoofdletters
* vraagwoorden
1 / 48
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
In deze les zitten
48 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Dienstag, den 8. Oktober 2024
PLANUNG
Grammatik:
* lidwoorden
* hoofdletters
* vraagwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Sleep de
blauwe
vakjes naar de
rode
.
Wat hoort bij elkaar?
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
das
der
Slide 2 - Sleepvraag
Deze regel kennen jullie al:
Zelfstandig naamwoorden die in het Nederlands het lidwoord 'het' krijgen, krijgen in het Duits meestal 'das'.
Deze regel kennen jullie al:
Als een zelfstandig naamwoord in het Nederlands het lidwoord 'het' heeft, krijgt het in het Duits meestal het lidwoord 'das' (das Haus, das Buch).
Deze regel komt er bij:
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een 'e' krijgt het meestal het lidwoord 'die' (die Katze, die Spinne).
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Woorden die eindigen op een "-e" zijn meestal:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)
Slide 5 - Quizvraag
Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)
Slide 6 - Quizvraag
Mannelijke personen krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)
Slide 7 - Quizvraag
Vrouwelijke dieren krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)
Slide 8 - Quizvraag
... Mann
A
die
B
das
C
der
Slide 9 - Quizvraag
... Tante
A
die
B
das
C
der
Slide 10 - Quizvraag
... Schuhe (mv)
A
die
B
das
C
der
Slide 11 - Quizvraag
Naast de bepaalde lidwoorden
der, die en das
, heb je ook de onbepaalde lidwoorden
ein/eine.
Bij de onbepaalde lidwoorden hoort ook het woord
kein/keine
.
Slide 12 - Tekstslide
Wat betekent ook alweer het woord 'kein'?
Slide 13 - Open vraag
... Bruder
A
ein
B
eine
Slide 14 - Quizvraag
... Haus (het)
A
ein
B
eine
Slide 15 - Quizvraag
... Mutter
A
ein
B
eine
Slide 16 - Quizvraag
Verbind de onbepaalde lidwoorden met het juiste geslacht
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
ein
eine
ein
Slide 17 - Sleepvraag
... Socken
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine
Slide 18 - Quizvraag
.... Buch
Slide 19 - Open vraag
.... Katze
Slide 20 - Open vraag
.... Tier
Slide 21 - Open vraag
.... Spinne
Slide 22 - Open vraag
.... Lehrerin (lerares)
Slide 23 - Open vraag
.... Onkel
Slide 24 - Open vraag
.... Pferd (paard)
Slide 25 - Open vraag
.... Spinne
.... Lehrer
.... Schaf
.... Spinnen
die
das
die (meervoud)
der
Slide 26 - Sleepvraag
Dus:
mannelijke woorden krijgen
der
als lidwoord.
vrouwelijke woorden krijgen
die
als lidwoord.
onzijdige woorden krijgen
das
als lidwoord.
woorden in het meervoud krijgen
die
als lidwoord.
Slide 27 - Tekstslide
Hoofdletters
Slide 28 - Tekstslide
Je hebt al gezien dat in de Duitse taal veel meer woorden met een hoofdletter worden geschreven.
Dit zijn de
zelfstandige naamwoorden
en die herken je zo:
woorden waar je
de/het/een
voor kunt zetten.
Slide 29 - Tekstslide
Schrijf in het NL 3 zelfstandig naamwoorden op
Slide 30 - Woordweb
Wanneer een hoofdletter:
1. Begin van een zin.
2. Namen, plaatsnamen, merken etc.
3. Zelfstandige naamwoorden.
Slide 31 - Tekstslide
Wel of geen hoofdletter?
A
die mutter
B
die Mutter
Slide 32 - Quizvraag
Wel of geen hoofdletter?
A
das pferd
B
das Pferd
Slide 33 - Quizvraag
Wel of geen hoofdletter?
A
die zehn
B
die Zehn
Slide 34 - Quizvraag
Wel of geen hoofdletter?
A
Deutschland
B
deutschland
Slide 35 - Quizvraag
Wat krijgt in deze zin een hoofdletter?
'hallo, mein name ist otto'.
A
hallo, mein, otto
B
otto
C
mein, name
D
hallo, name, otto
Slide 36 - Quizvraag
Wat krijgt in deze zin een hoofdletter?
'ich habe einen hund und eine katze'.
A
ich
B
ich, hund
C
ich, hund, katze
D
ich, habe, hund, katze
Slide 37 - Quizvraag
Wat krijgt in deze zin een hoofdletter?
'meine mutter ist 52 jahre alt.'
A
meine, mutter, jahre
B
meine, alt
C
mutter, jahre
D
meine, mutter, jahre, alt
Slide 38 - Quizvraag
Wat krijgt in deze zin een hoofdletter?'
meine großeltern wohnen in rotterdam'.
A
meine, großeltern, wohnen
B
meine, großeltern, rotterdam
C
meine, rotterdam
D
meine
Slide 39 - Quizvraag
Vraagwoorden
Slide 40 - Tekstslide
Vraagwoorden
De vraagwoorden die jullie moeten kennen zijn:
wo = waar
woher = waar vandaan
wann = wanneer
wie = hoe
wer = wie
was = wat
Slide 41 - Tekstslide
Hoe vertaal je 'waar'?
A
wann
B
wie
C
wer
D
wo
Slide 42 - Quizvraag
Hoe vertaal je 'wie'?
A
wie
B
wann
C
wer
D
was
Slide 43 - Quizvraag
Hoe vertaal je 'wat'?
A
wo
B
wer
C
wann
D
was
Slide 44 - Quizvraag
hoe vertaal je 'hoe'?
A
wer
B
wo
C
was
D
wie
Slide 45 - Quizvraag
Hoe vertaal je 'waar vandaan'?
A
woher
B
wer
C
wann
D
wie
Slide 46 - Quizvraag
Hoe vertaal je 'wanneer'?
A
was
B
wann
C
wo
D
wer
Slide 47 - Quizvraag
Hausaufgaben
Dienstag den 15. Oktober:
Leren: alle woorden en zinnen van de woordenlijst periode 1
Slide 48 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
V2 Week 44 les 2
November 2023
- Les met
40 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Week 16, 2M, Wiederholung Grammatik und Nikolaus
Januari 2022
- Les met
38 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
der/die/das
Januari 2024
- Les met
29 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Week 25, 2M
September 2023
- Les met
40 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Week 16, 2M, Wiederholung Grammatik und Nikolaus
21 dagen geleden
- Les met
36 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
instructie 1: hoofdletter en lidwoorden
Maart 2020
- Les met
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
1mh - Les 1 P2 - der/die/das basisregels
November 2021
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Geslachtsregels/lidwoorden uitleg + oefenen
Oktober 2022
- Les met
20 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2