In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Werkles
Oefenen met de
Wet van Arbeid en Energie
Eerst een formatieve evaluatie ...
Slide 1 - Tekstslide
Als een fietser stopt met trappen, verricht de wrijvingskracht positieve arbeid.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Als een fietser stil staat is de kinetische energie van de fietser 0 J.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Een bal wordt met de hand omhoog gegooid. Nadat de bal loskomt van de hand werkt er een kracht omhoog tot het hoogste punt is bereikt.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Een bal valt naar beneden. We verwaarlozen de wrijvingskracht. Tijdens het vallen neemt de kinetische energie toe.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Een bal valt naar beneden. We verwaarlozen de wrijvingskracht. Tijdens het vallen neemt de zwaarte-energie toe.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Hoe hoger een voorwerp is, hoe groter de zwaarte-energie is van dat voorwerp.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Fietser A heeft een snelheid van 5 m/s. Fietser B heeft een snelheid van 10 m/s. De kinetische energie van A is 2 x zo groot als die van B.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Een schaatser rijdt 200 m lang met een constante snelheid van 12 m/s. Onderweg spelen de spierkracht en de wrijvingskracht een rol. Omdat de kinetische energie gelijk blijft, verricht de spierkracht geen arbeid.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Noteer de WAK voor ...
Een auto van 800 kg remt af van 40 m/s naar 10 m/s.
De remkracht bedraagt 5,0 kN.
Gevraagd de afstand s die tijdens het remmen wordt afgelegd.
Slide 10 - Tekstslide
Noteer de WAK voor ...
Een auto van 1100 kg trekt op vanuit stilstand tot 110 km/h
Tijdens het optrekken wordt een afstand van 150 m afgelegd.
Gevraagd de kracht die de motor moet leveren.
(Verwaarloos de wrijvingskracht.)
Slide 11 - Tekstslide
Noteer de WAK voor ...
Op een fietser (m = 100 kg) werkt een wrijvingskracht van 25 N.
De fietser versnelt van 5 m/s naar 10 m/s over een afstand van 50 m.
Gevraagd: De benodigde spierkracht
Slide 12 - Tekstslide
Noteer de WAK voor ...
Op een fietser (m = 100 kg) werkt een resulterende
kracht van 50 N.
De fietser versnelt van een beginsnelheid naar 12 m/s over een afstand van 50 m.
Gevraagd: De beginsnelheid
Slide 13 - Tekstslide
Noteer de WAK voor ...
Een bal van 400 g valt vanuit stilstand 10 m naar beneden.
De wrijvingskracht op de bal bedraagt 1,0 N
Met welke snelheid treft de bal de grond?
Slide 14 - Tekstslide
Wat past het best bij jou?
A
Ik snap §5.3 goed en ben bij met de opgaven.
B
Ik vind §5.3 nog lastig en heb een lichte achterstand.