Chapter 4- The Next step

Leerdoel 
Intensief lezen:   Ik kan vragen in het Engels beantwoorden
Grammatica:  Ik kan zinnen met de volgende woorden maken: 
-Both 
-All
-every 
- No 

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoel 
Intensief lezen:   Ik kan vragen in het Engels beantwoorden
Grammatica:  Ik kan zinnen met de volgende woorden maken: 
-Both 
-All
-every 
- No 

Slide 1 - Tekstslide

Both Tim and Claire have cats 

Slide 2 - Tekstslide



De nadruk ligt op het geheel

All= alle
every = elk(e)


Slide 3 - Tekstslide

NO
No betekent niet of geen
No one/nobody = niemand

No pets allowed
No one is going outside. It is raining  

Slide 4 - Tekstslide

It's delicious, but I can't possibly
eat ___ of it
A
all
B
both
C
no
D
every

Slide 5 - Quizvraag

I burnt ____ my hands when I took the roast out of the oven
A
all
B
none
C
each
D
both

Slide 6 - Quizvraag

...... person will get a flower from me.
A
every
B
each
C
both
D
all

Slide 7 - Quizvraag

Did they eat ____ of the cake?
A
none
B
both
C
all
D
each

Slide 8 - Quizvraag

........student in this class goes to school by bike.
A
All
B
every
C
no
D
both

Slide 9 - Quizvraag

He has_________ motivation to get out of bed in the morning
A
every
B
each
C
no
D
both

Slide 10 - Quizvraag

Kader/ Task 1: Reading 

Maak opdracht 23 (Blz. 68 + 67)

Beantwoord de vragen met hele zinnen in het Engels .
 
Tip: Prestigious betekent aanziend hebben/ gerespecteerd/ prestigieus 

Kader/Task 2: Grammar

Maak opdracht 33 + 34  ( Blz. 77) 

Both> Beide 
Every > Elk(e)
All  > Alle 
No >  Geen/Niet 

Slide 11 - Tekstslide

Gatentekst
Doel: Een logische zin maken door onbekende woorden in te vullen.

Slide 12 - Tekstslide

Before we start..... what  do these words roughly mean? 

Slide 13 - Tekstslide

Stappenplan (gatentekst
Doel: Een logische zin maken door onbekende woorden in te vullen
Let op: Deze aanpak is niet voor signaalwoorden  ( bijv: however, if , e.d)
Hoe: 
- Lees de antwoord mogelijkheden  
- Zoek de grote lijn → titel, plaatje, introductie
-  Lees tot het gat + één zin verder  
-  Kies het antwoord dat het beste past   ( let op: Weet je wat het woord betekent?) 

Slide 14 - Tekstslide

opdracht 25/ Blz. 70

Slide 15 - Tekstslide

Boek mee? 
Exercise 25/ Blz. 70 + 71
Exercise 28: Blz. 73 ( translate all)
Exercise 51 A +B: Blz. 90
 Exercise 1.1, 1.4, 1.5   

Geen boek: 1.1, 1.4, 1.5, 2.1, 2.2 ,3.1,3.2
 



Present simple 
Let op: He/She/it
Werkwoord + S= He works
Medeklinker + Y = ies ( Cry= he cries)

Questions
Am/is/are/ can = ww vooraan
Am/is/are/ can = do/does + hele WW

He is rich = Is he rich
She cooks dinner= Does she cook dinner 
Present continuous: 
Am/is/are + werkwoord + ing  (He is calling) 
eindigt op 'e' = WW (zonder e) + ing 

Slide 16 - Tekstslide

Voorbereiding op Toetsweek
Present tense  vs. present continuous
Present Perfect
Past simple + past continuous 
Future 
Both, every, all, no, 

Slide 17 - Tekstslide

Present Perfect 
 I have lived here since 2003
She has just seen a robber!
The kids have not liked him for ages*

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer:
iets in het verleden begonnen en nu nog bezig is/ nog resultaat merkt

Signaalwoorden: Just, never, ever, always, lately, yet, before, for

praten over ervaringen*

Hoe: 
Have of  has + voltooid deelwoord

Regelmatige werkwoord : ww+ (e)d
- She has worked for years here
- let op: Cry=  he has cried
- let op: dance= He has danced

Onregelmatige werkwoorden:
They had enough of him   (to have)  
Blz. 175 t/m 177  ( 3e kolom)

Slide 19 - Tekstslide

Do  exercises
Grammar book  (vanaf blz. 10) 
Exercise 4.1- 
exercise 4.2 
exercise 4.3

Exercise 4.1- 
exercise 4.2 
exercise 4.3   

Onregelmatige WW
bring 
buy, be, do, eat,
feed,get, find,have, make,
,win,leave, lose, read, 

Hulpmiddel: 
Vanaf blz. 177 / Kolom 3.

Slide 20 - Tekstslide

Past Simple + Present perfect 
Info: Schrijfvaardigheidstoets: Aanstaande vrijdag 
Doel: Ik kan zinnen in de verleden tijd zetten 
Planning
- Korte uitleg + oefening 20 minuten
- Bingo spelen 

Slide 21 - Tekstslide

vandaag 
Onderwerp van de les:  Past Simple vs. Present Perfect   ( Herhaling!) 
Lesdoel:   Ik kan de betekenis van de zin raden 
Planning:
- voorbeeldzinnen
- uitleg
- zelfstandig werken ( oefentoets) 


Slide 22 - Tekstslide

I worked there for three  years 
I lived in Holland in the 1980's 
I did not like him back then. 
She cried last night 
The dog bit him yesterday

I have worked there for three years 
I have lived in Holland since the 1980's 
I have not liked him for ages 
She has cried the whole night 




Slide 23 - Tekstslide

Signaalwoorden ( present perfect) 
for, yet, never, ever,  just already, since, now, times



Signaalwoorden ( Past Simple) 
ago, last, this (morning/afternoon , in 


Present perfect  
 I have lived here since 2003  
She has just seen a crimminal!
You have not liked him for ages*

Past simple: 
I played Tennis this morning 
She cried last night 
He saw* a rainbow  yesterday

Slide 24 - Tekstslide

Past simple <> Present Perfect
She had a headache yesterday.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 25 - Quizvraag

Past simple/ present perfect
I ________ (to live) in Brabant since 2021
A
lived
B
have lived
C
live
D
has lived

Slide 26 - Quizvraag

Past simple / Present perfect

I (walk) to school yesterday
A
have walked
B
walked
C
walk
D
am walking

Slide 27 - Quizvraag

Past Simple <> Present Perfect:
I ..... just ..... my telephone call.
A
has just finished
B
have just finished
C
did just finish
D
am just finishing

Slide 28 - Quizvraag

Past Simple <> Present Perfect
I _______ (visit) Paris three times.
A
visited
B
have visited

Slide 29 - Quizvraag

Past Simple <> Present Perfect

______ (you + see) Dylan last night?
A
Did you see
B
Did you saw
C
Have you seen
D
Have you saw

Slide 30 - Quizvraag

Past simple / present perfect
I ...... (to see) her yesterday
A
have seen
B
seed
C
saw
D
have saw

Slide 31 - Quizvraag

Past Simple <> Present Perfect

I __________ to Croatia.
A
have never been
B
never went

Slide 32 - Quizvraag

Signaalwoorden ( present perfect) 
for, yet, never, ever,  just already, since, now, times



Signaalwoorden ( Past Simple) 
ago, last, this (morning/afternoon , in 


Present perfect  
 I have lived here since 2003  
She has just seen a crimminal!
You have not liked him for ages*

Past simple: 
I lived in London in 2001
She cried last night 
He saw* a rainbow  yesterday

Slide 33 - Tekstslide