Komma voor of na aanhalingsteken
Als de komma niet in het citaat voorkomt, dan komma na aanhalingsteken.
- ‘Ik vrees’, zei Rob, ‘dat de brug zal instorten.’
Als de komma deel uitmaakt van het citaat, staat de komma binnen het aanhalingsteken.
- ‘Zeg Rob,’ vroeg Jolanda, ‘denk jij dat de brug zal instorten?’