quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
Piet loopt naar school
A
piet
B
school
C
loopt
D
naar
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is het werkwoord in de zin:
Piet loopt naar school
A
piet
B
school
C
loopt
D
naar

Slide 1 - Quizvraag

wat is het zelfstandignaamwoord in de zin:
De hond loopt op straat
A
hond
B
straat
C
loopt
D
hond en straat

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het werkwoord in de zin:
Sinterklaas rijdt over de daken.
A
Sinterklaas
B
over
C
rijdt
D
daken

Slide 3 - Quizvraag

Dit is een:

Slide 4 - Open vraag

Dit is een:

Slide 5 - Open vraag

A
A
klinker
B
medeklinker

Slide 6 - Quizvraag

D
A
Klinker
B
medeklinker

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandignaamwoord?
A
lopen
B
schoen
C
hond
D
voet

Slide 8 - Quizvraag

schrijf alle bijvoeglijknaamwoorden op:

De lieve moeder koopt lekkere snoepjes voor haar kleine zoon. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent fraai?
A
gek
B
lelijk
C
lief
D
mooi

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN specerij?
A
Kaneel
B
Kerrie
C
Nootmuskaat
D
Deeg

Slide 11 - Quizvraag

Een tekst waarop de ingrediënten en de bereidingswijze staan?
A
het recept
B
de bereidingswijze

Slide 12 - Quizvraag

Rijzen is:
A
op vakantie gaan
B
omhoog komen van deeg
C
met de trein gaan

Slide 13 - Quizvraag

Maak de samenstellingen en schrijf op 

Slide 14 - Sleepvraag

afwisselend is:
A
iets is altijd hetzelfde
B
iets is steeds anders

Slide 15 - Quizvraag

welk bijvoeglijknaamwoord staat goed
A
De auto mooie
B
de mooie auto
C
Mooie de auto

Slide 16 - Quizvraag

En de winnaar is..........

Slide 17 - Tekstslide