11.2 Bevruchting deel 2

Ben je startklaar?
- Doe je telefoon in de telefoontas.

- Jas aan de kapstok of in je kluisje.

- Tas van tafel.

- Pet of capuchon af.

- Boek en laptop op tafel.

Log in in LessonUp en draai je laptop om!


 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Ben je startklaar?
- Doe je telefoon in de telefoontas.

- Jas aan de kapstok of in je kluisje.

- Tas van tafel.

- Pet of capuchon af.

- Boek en laptop op tafel.

Log in in LessonUp en draai je laptop om!


 

Slide 1 - Tekstslide

11.2 Bevruchting
Deel 2

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Quiz: 11.2
  • Uitleg
   - condoom
   - andere voorbehoedsmiddelen
   - Morning-afterpil
   - Abortus
  • Huiswerk
  • Afsluiten
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe een zaadcel bij een eicel komt.

Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting met de eicel gebeurt.

Je kunt uitleggen hoe een embryo ontstaat.

Je kunt uitleggen op welke manieren je een zwangerschap kunt voorkomen.


Slide 3 - Tekstslide

 30 sec per vraag!
15 seconden per vraag!
10 quizvragen over 11.2 (deel 1)

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel zaadcellen zitten er in 3 mL sperma?
A
20 tot 300 duizend
B
2 tot 30 miljoen
C
20 tot 300 miljoen
D
20 tot 300 miljard

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer spreek je van een bevruchting?
A
als een eicel rijp is en een ondoordringbare laag heeft gekregen
B
als de zaadcel in de eicel dringt
C
als een zaadcel een eicel tegenkomt
D
als de kernen van een eicel en zaadcel samensmelten

Slide 6 - Quizvraag

Waarom kan maar 1 zaadcel de eicel in?
A
De eicel vormt een ondoordringbare laag
B
De rest van de zaadcellen sterft af
C
De eicel is gebroken

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de embryo?
A
Een klompje cellen zet zich vast in de baarmoeder
B
Vliezen die om de foetus liggen
C
In de laatste 12 weken van de zwangerschap
D
Kindje dat zich in de eerste weken in de baarmoeder ontwikkelt

Slide 8 - Quizvraag

Wat zal zich uit de kiemschijf ontwikkelen?
A
Embryo
B
Placenta
C
Vlokken
D
Gele lichaam

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de functies van de vlokken?
A
Uitwisselen van stoffen tussen vrouw en embryo
B
Afgeven van progesteron
C
Produceren van vruchtwater

Slide 10 - Quizvraag

Via de navelstreng...
A
Is de embryo verbonden met de placenta
B
Krijgt de embryo voeding en zuurstof
C
Geeft de embryo afval stoffen af
D
A, B en C zijn allemaal correct

Slide 11 - Quizvraag


In de baarmoeder ontstaat uit het bolletje cellen het embryo. Welke zin is waar?
A
De kiemschijf maakt het zwangerschapshormoon HCG.
B
De kiemschijf vormt later de placenta.
C
Tussen de vlokken en de kiemschijf ontstaat een steel, dat wordt de navelstreng.
D
Uit de kiemschijf groeien de vlokken.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is WEL een functie van HCG?
A
Zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten
B
Voorkomt dat er een nieuwe eicel gaat rijpen
C
Stimuleren ontwikkeling embryo
D
Zorgt ervoor dat het follikel gaat groeien

Slide 13 - Quizvraag

Voorbehoedsmiddelen
voorbehoed(s)middel = middel om zwangerschap te voorkomen

Een goed voorbehoedsmiddel:

  • voorkomt zwangerschap
  • is makkelijk in gebruik
  • is niet schadelijk voor je gezondheid


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Condooms
Condooms
  • voorkomen dat de zaadcellen bij de eicel kunnen komen. 
  • enige voorbehoedmiddel dat beschermt tegen soa’s (par 10.4). 

Slide 16 - Tekstslide

De pil
De pil bevat de hormonen oestrogeen en progesteron
  • voorkomen rijping nieuwe eicellen
  • voorkomen dat er een eisprong plaatsvindt. 
  • maken het slijm bij de baarmoedermond dikker (moeilijker voor zaadcellen).

Slide 17 - Tekstslide

Anticonceptiepleister en hormoonstaafje
Anticonceptiepleister plak je op de huid.

Hormoonstaafje wordt onder de huid geplaatst.

Werking:
geven allebei hormonen af die de eisprong tegenhouden.

Slide 18 - Tekstslide

Spiraaltje
Plaatsing door een arts. 

Om het steeltje zit een koperdraad gedraaid of er zitten hormonen in. 

Werking:
  • Maakt zaadcellen minder vruchtbaar 
  • voorkomt dat een bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies gaat vastzitten. 


Slide 19 - Tekstslide

Sterilisatie
Sterilisatie = het doorsnijden van de zaadleiders of eileiders tijdens een operatie. (definitief)

man: geen zaadcellen meer in het sperma. 
vrouw: zaadcellen kunnen niet meer bij de eicel komen.


Slide 20 - Tekstslide

Onbetrouwbare methoden
Coïtus interruptus

Periodieke onthouding 

Slide 21 - Tekstslide

De morning-afterpil
Binnen 72 uur kun je op doktersrecept de morning-afterpil halen. 

De morning-afterpil:  bevat een flinke dosis hormonen. De hormonen in de morning-afterpil stellen de eisprong uit, waardoor zwangerschap wordt voorkomen.


Slide 22 - Tekstslide

Abortus
Abortuspil 
  •  een pil die weeën opwekt
  • te gebruiken tot 6e-9e week

Zuigcurretage =
  • het embryo uit de baarmoeder halen met een soort stofsuigertje
  • tot 13e week

Late abortus
  • Zware ingreep/operatie waarbij embryo wordt verwijdert
  • Eerst een gesprek met arts nodig, daarna verplicht 5 dagen bedenktijd
  • tot en met de 23e week

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Wat?
Maken: 11.2 opdr. 12 t/m 22
Hoe?
In je (online) boek. Werkbladopdrachten maak je in je schrift. Fluisterend overleggen of muziek luisteren.
Hulp?
Steek je hand op. Als je geen muziek luistert mag je ook overleggen met je buurman/buurvrouw.
Tijd?
15 minuten
Klaar?
Maak een samenvatting of mindmap van paragraaf 11.1 en 11.2
Opbrengst
Als je klaar bent heb je je huiswerk af! Nu weet je meer over de stof. 

Slide 25 - Tekstslide

Klassikaal bespreken

Hoe ging het vandaag?

Wat heb je geleerd?
Afsluiten

  • Wachten met opruimen!
  • Blijf zitten tot de bel gaat
  • Vergeet straks je stoel niet aan te schuiven

Slide 26 - Tekstslide