Vr 11-03-2022 K4.4 herhaling keuzevoorzetsels

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

HA3E
Freitag, 11 März 2022

Slide 2 - Tekstslide

Was werden wir heute machen?
  • Toetsinfo
  • Herhalen keuzevoorzetsels
  • Aufgaben (opdrachten)

Slide 3 - Tekstslide

• voorzetsels 3e naamval (kennen + vertaling)
• voorzetsels 4e naamval (kennen + vertaling)
• zinsontleding
• der/ein schema goed kunnen toepassen
• keuzevoorzetsels (kennen + vertaling) wo/wann/wohin
• woordjes Kapitel 4

Slide 4 - Tekstslide

Was weißt du noch?

Über:
keuzevoorzetsels

6 Fragen


Slide 5 - Tekstslide

aan, op, bij, naar
op
achter
naast
in, naar
over, boven
onder
voor
tussen
an
auf
hinter
neben
in
über
unter
vor
zwischen

Slide 6 - Sleepvraag

Ich hole meinen Opa von dem Zug ab.
A
wo, 3e naamval
B
wann, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 7 - Quizvraag

Vor ein paar Tagen war ich in Dresden zum Einkaufen.
A
wo, 3e naamval
B
wann, 3e naamval
C
wann, 4e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 8 - Quizvraag

Der Zoo ist neben dem Supermarkt.
A
wo, 4e naamval
B
wann, 3e naamval
C
wo, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 9 - Quizvraag

Ich setzte mich auf den Stuhl.
A
wo, 4e naamval
B
wann, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 10 - Quizvraag

In dem Frühling wird immer ein Festival organisiert.
A
wann, 3e naamval
B
wo, 3e naamval
C
wohin, 4e naamval
D
wann, 4e naamval

Slide 11 - Quizvraag

Ich lege mein Handy auf den Tisch.
A
wann, 3e naamval
B
wo, 3e naamval
C
wohin, 4e naamval
D
wann, 4e naamval

Slide 12 - Quizvraag

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Weektaak: Kapitel 4, Lektion 4. Aufgabe 1, 2, 10
1/2/10: herhaling keuzevoorzetsels
  • Wie (hoe)? (Online) Boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, boek, docent
  • Zeit (tijd)? 13:20
  • Fertig (klaar)? Iets voor jezelf




An die Arbeit!

Slide 13 - Tekstslide

an
auf
hinter
neben
in
über
unter
vor
zwischen
aan, op, bij, naar
op
achter
naast
in, naar
over, boven
onder
voor
tussen
3e naamval: rust/toestand (zich bevinden, ergens zijn)
                        vragen: NL: waar?        D:wo? 
Wo bist du? --> Ich bin in der Schule

4e naamval: beweging van A-B/richting (ergens komen)
                        vragen: NL: waarheen?      D: wohin?
Wohin gehst du? --> Ich gehe in die Schule

Bv.:  
  • Auf dem Tisch steht eine schöne Vase.
  • Er fuhr den Wagen in die Garage.

Slide 14 - Tekstslide

an
auf
hinter
neben
in
über
unter
vor
zwischen
aan, op, bij, naar
op
achter
naast
in, naar
over, boven
onder
voor
tussen
3e naamval: waar (wo)                      rust/toestand
                        wanneer (wann) bij an, in, vor, zwischen

4e naamval: waarheen (wohin)      verplaatsing

Slide 15 - Tekstslide

ow

mv
lv

Slide 16 - Tekstslide

ow

mv
lv

Slide 17 - Tekstslide

Grammatik B

Keuzevoorzetsels

3e of 4e naamval

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide