H4 Natuurrampen

Toets Hfst 4 Natuurrampen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets Hfst 4 Natuurrampen

Slide 1 - Tekstslide

Bij welke beweging ontstaan de aardbevingen bij Japan?
A
Langs elkaar
B
Van elkaar af
C
Tegen elkaar aan

Slide 2 - Quizvraag

Welke twee soorten platen botsen er in Japan?
A
Aardplaten
B
Aardplaat en een continentale plaat
C
Twee continentale platen
D
Een continentale tegen een oceanische plaat

Slide 3 - Quizvraag

Welke gevolgen heeft deze plaatbeweging? Noem er 2.

Slide 4 - Open vraag

Welke woord past niet bij IJsland?
A
Platen bewegen uit elkaar
B
Platen bewegen naar elkaar toe
C
Rustig(effusief) vulkanisme
D
Mid-Oceanische rug

Slide 5 - Quizvraag

Convergente breuk
Divergente breuk
Transforme breuk
Nieuwe aardkorst
Aardbevingen
Korst verdwijnt
Mid-oceanische rug
Gebergtevorming

Slide 6 - Sleepvraag

Nederland ligt op de ...
A
Euraziatische plaat
B
Nederlandse plaat
C
Europese plaat
D
Egeïsche plaat

Slide 7 - Quizvraag

platen die naar elkaar toe bewegen noem je divergente plaatbeweging
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de voordelen van vulkanisme?
Geef er 2!

Slide 9 - Open vraag

Welke uitspraak is juist?
A
Vulkanen en aardbevingen komen voornamelijk voor bij plaatranden.
B
Exogene krachten werken van binnenuit op de aardkorst in.
C
Een continentale plaat is zwaarder dan een oceanische plaat.
D
Rond de Atlantische Oceaan komen veel vulkanen en aardbevingen voor.

Slide 10 - Quizvraag

Is de plaat met nummer 2 een oceanische of een continentale plaat?

Slide 11 - Open vraag

Iemand doet twee uitspraken:

I Nederland ligt bij een plaatrand, daarom zijn er veel aardbevingen.
II Nederland en Japan liggen op dezelfde plaat.

Welke uitspraak is juist?

A
Uitspraak I is juist, II is onjuist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Beide uitspraken zijn onjuist.
D
Uitspraak I is onjuist, II is juist.

Slide 12 - Quizvraag


Gesmolten gesteente in de aarde heet ....


A
Magma
B
Lava

Slide 13 - Quizvraag

De meeste en de zwaarste aardbevingen komen voor bij ....

A
botsende platen
B
platen die uit elkaar bewegen
C
platen die langs elkaar bewegen
D
Bij alle plaatbewegingen

Slide 14 - Quizvraag

Iemand doet twee uitspraken:
I Met de schaal van Richter wordt de kracht van een aardbeving gemeten.
II Een aardbeving met kracht 5 op de schaal van Richter is 100 keer zo
zwaar als een aardbeving met kracht 3.

Welke uitspraak is juist?


A
Uitspraak I is juist, II is onjuist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Beide uitspraken zijn onjuist.
D
Uitspraak I is onjuist, II is juist.

Slide 15 - Quizvraag


Troggen ontstaan door ....

A
platen die uit elkaar drijven
B
platen die botsen

Slide 16 - Quizvraag

De plek aan het aardoppervlak recht boven de aardbeving noemen we het....
A
hypocentrum
B
epicentrum

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel sterker is 8 op de schaal van Richter dan 6 op de schaal van Richter?
A
100 keer
B
10 keer
C
2 keer
D
200 keer

Slide 18 - Quizvraag


Wetenschappers die aardbevingen bestuderen, heten ....

A
seismografen
B
seismologen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is GEEN andere naam voor een tyfoon?
A
Cycloon
B
Orkaan
C
Tornado
D
Hurricane

Slide 20 - Quizvraag

Orkanen ontstaan boven warm zeewater op hoge breedte tussen de keerkringen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
Een aardbeving is makkelijker te voorspellen dan een vulkaanuitbarsting.
B
Een vulkaanuitbarsting is makkelijker te voorspellen dan een orkaan.
C
Het epicentrum van een aardbeving is makkelijker te voorspellen dan de plaats waar een orkaan aan land komt.
D
Aan materiële schade valt vaak niet te ontkomen bij tsunami’s en tornado’s.

Slide 22 - Quizvraag

Iemand doet twee uitspraken:

I Relatieve zeespiegelstijging is gevaarlijker dan absolute
zeespiegelstijging
II In Nederland hebben wij alleen te maken met absolute zeespiegelstijging.
Welke uitspraak is juist?

A
Uitspraak I is juist, II is onjuist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Beide uitspraken zijn onjuist.
D
Uitspraak I is onjuist, II is juist.

Slide 23 - Quizvraag


Een tsunami is te voorspellen door middel van een ....


A
waarschuwingssysteem
B
rampenplan

Slide 24 - Quizvraag


Bouwtechnische maatregelen zijn van belang bij het voorkomen van ....

A
slachtoffers
B
aardbevingen

Slide 25 - Quizvraag