klas 3 - Unterwegs - Wortschatz/Sprechen
1 / 29
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wie is er wel eens door Duitsland gereisd?
Ja, heel vaak.
Ja, soms
Nee, eigenlijk nooit.
Slide 3 - Poll
Wie heeft er wel eens met het openbaar vervoer gereisd in Duitsland?
Ja, heel vaak.
Ja, soms
Nee, eigenlijk nooit.
Slide 4 - Poll
Slide 5 - Tekstslide
A
gratis parkeren
B
betaald parkeren
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent "der Gehweg"?
A
de rotonde
B
de bus
C
het vliegveld
D
de stoep
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent "der Zug"
A
de tram
B
het stoplicht
C
de trein
D
de metro
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent : der Bahnhof
A
het station
B
het vliegveld
C
de hoek
D
het spoor
Slide 9 - Quizvraag
A
fietsstraat
B
fietsverkeer in twee richtingen
C
fiets- en motorstraat
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent : die Fähre
A
de hoek
B
de veerpont
C
het spoor
D
de lijn
Slide 11 - Quizvraag
verpassen =
A
halen
B
gaan met
C
lopen
D
missen
Slide 12 - Quizvraag
einsteigen =
A
aankomen
B
afslaan
C
instappen
D
overstappen
Slide 13 - Quizvraag
A
verkeer in twee richtingen
B
eenrichtingsstraat
C
fiets- en motorstraat
Slide 14 - Quizvraag
abbiegen =
A
inslaan
B
aankomen
C
instappen
D
overstappen
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor : das Zentrum?
A
die Linie
B
die Kreuzung
C
die Innenstadt
D
die Ampel
Slide 16 - Quizvraag
A
uitvaart
B
snelweguitrit
C
een plaats in Duitsland
Slide 17 - Quizvraag
A
omleiding
B
binnendoor weg
C
misleiding
Slide 18 - Quizvraag
A
pas op, spelende kinderen
B
woonerf
C
hulp bij overstekende kinderen
Slide 19 - Quizvraag
A
pas op, bouwplaats
B
verboden in te rijden
Slide 20 - Quizvraag
Een synoniem voor "der Zug" =
A
die Ampel
B
die U-Bahn
C
die Bahn
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
einsteigen - eingestiegen
aussteigen - ausgestiegen
umsteigen - umgestiegen
abfahren - abgefahren
ankommen - angekommen
nach links
nach rechts
geradeaus
Slide 24 - Sleepvraag
der Unfall
die U-Bahn
das Verkehrsschild
der Kreisverkehr
die Ampel
Slide 25 - Sleepvraag
öffentliche Verkehrsmittel
mit dem Bus
mit dem Flugzeug
mit der U-Bahn
mit dem Zug
mit der Straßenbahn
Slide 26 - Sleepvraag
timer
0:45
Tekst
der Scooter
der Lastkraftwagen
das Fahrrad
der Wagen/das Auto
der Bus
