11.5 Kracht en beweging

11.5 Kracht en beweging
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

11.5 Kracht en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Vorige week
-Gemiddelde snelheid uitrekenen
-km/h en m/s omrekenen
-Snelheid van licht en geluid

Slide 2 - Tekstslide

Met welke formule bereken je gemiddelde snelheid
A
Vgem=TS
B
Vgem=ST
C
S=TV
D
S=VgemT

Slide 3 - Quizvraag

Auke rijdt een afstand van 20 km. Hij is 15 minuten onderweg. Hoe hard heeft hij gereden?
A
20 km/h
B
40 km/h
C
80 km/h
D
1,33 km/h

Slide 4 - Quizvraag

Voorkennis bij 11.5
  • Je weet dat de eenheid van kracht Newon is
  • Je weet dat krachten als een pijl getekend kunnen worden
  • Je weet dat krachtenpijlen een richting en een aangrijpingspunt hebben en de lengte van de pijl in verhouding is met de grootte van de kracht

Slide 5 - Tekstslide

Constante snelheid
Een snelheid die niet veranderd noemen we een constante snelheid.
Snelheden kunnen alleen veranderen als er een kracht op uitgeoefend wordt.


Slide 6 - Tekstslide

Krachten en beweging
Bij voorwerpen die zich met een constante snelheid bewegen, zijn alle krachten in evenwicht.
Als je alle krachten bij elkaar optelt, heb je een Netto kracht van 0 Newton

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer de krachten niet gelijk zijn, veranderd de snelheid.


Slide 8 - Tekstslide

Versnellen en vertragen
wanneer de snelheid van een voorwerp steeds groter wordt, heet dat versnellen

Wanneer de snelheid van een voorwerp steeds kleiner wordt, heet dat vertragen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

F links = 700 + 800 = 1500N
F rechts = 500 + 400 + 500 = 1400N
Nettokracht = 1500 - 1400
Nettokracht = 100N

Het touw versnelt naar links

Slide 11 - Tekstslide

Aerodynamica
Wanneer een voertuig hogere snelheiden haalt, wordt de luchtweerstandskracht steeds groter waardoor je steeds meer afgeremd wordt.

Hierdoort kost het meer en meer kracht om nog harder te gaan.

Je kunt de vorm van een voertuig veranderen om de luchtweerstand kleiner te maken.

Slide 12 - Tekstslide

Peter staat voor het stoplicht te wachten tot hij verder mag rijden.
zijn snelheid is nu...
A
aan het vertragen
B
aan het versnellen
C
constant

Slide 13 - Quizvraag

Jan is aan het fietsen en produceert een spierkracht van 360 N.
De luchtweerstand is 330 N
Wat gebeurt er met zijn snelheid?
A
Jan heeft een constante snelheid
B
Jan is aan het vertragen
C
Jan is aan het versnellen

Slide 14 - Quizvraag