Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Relative pronouns
Relative pronouns/Betrekkelijke voornaamwoorden
WHO
WHICH
THAT
Ø
1 / 12
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
12 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Relative pronouns/Betrekkelijke voornaamwoorden
WHO
WHICH
THAT
Ø
Slide 1 - Tekstslide
Gebruik:
Relative pronouns
verbinden 2 zinsdelen met elkaar. In het
2de zinsdeel
wordt er meer info over een persoon of een ding in
het 1ste zinsdeel geven.
This is the man.
He has been sick.
-> T
his is the man
who
has been sick.
Slide 2 - Tekstslide
Who
Who
gaat altijd om een persoon of personen:
This is the girl who helped me
There were some people who made a complaint.
Slide 3 - Tekstslide
Which
Which
gaat
altijd
om dingen of dieren:
This is the house, which he built himself.
I gave him a letter, which he quickly put in his pocket.
The match, which was cancelled, was on Saturday.
Slide 4 - Tekstslide
That
That
kan gebruikt worden i.p.v.
who
or
which
Maar aleen als er geen komma ervoor staat
The cat which was lost has been found.
The cat that was lost has been found.
The cat, which was lost, has been found.
The cat, that was lost, has been found.
Slide 5 - Tekstslide
Ø (nothing)
Wij kunnen Ø (r.p. weglaten) als het niet het onderwerp van het zinsdeel is.
The book
which/tha
t
he bought is great
The book
Ø
he
bought is great.
he
is het onderwerp , niet
book
, so Ø is ook goed!!!
Slide 6 - Tekstslide
This is the boy _____ had an accident.
A
who
B
which
C
Ø
Slide 7 - Quizvraag
Yesterday I saw the car ____ was used for the fast and the furious.
A
who
B
which
C
Ø
Slide 8 - Quizvraag
The book ______ you gave me is great.
A
who
B
which
C
which / that / Ø
D
which / that
Slide 9 - Quizvraag
I really like the suit........... you bought for the wedding
A
who
B
which, that, Ø
C
which, who, that
D
Ø, who
Slide 10 - Quizvraag
Mr. Ronaldo, ........ has worked here for 8 years, is leaving
A
that
B
Ø
C
who
D
which
Slide 11 - Quizvraag
I now understand the relative pronouns
A
easy peasy lemon squeezy
B
I think I do
C
no, not at all
Slide 12 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Relative pronouns
Mei 2022
- Les met
10 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Relative pronouns
Maart 2022
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Relative pronouns
Mei 2024
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Relative pronouns
Juni 2024
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Relative pronouns
November 2022
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2.5 verb + ing & verb + to + infinitive
September 2024
- Les met
23 slides
Engels
MBO
Studiejaar 2
Relative pronouns
Januari 2021
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Relative pronouns
April 2022
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2