De vraagfunctie van elektrische fietsen in een land luidt als volgt: Q
v = -0,5P + 0,75Y + 800 waarbij
- Qv = aantal gevraagde elektrische fietsen (× 1.000)
- P = prijs per elektrische fiets in euro’s en Y = het nationaal inkomen van het land in miljarden euro’s per jaar.
In de uitgangssituatie is de prijs van een elektrische fiets € 1.500 en is het nationaal inkomen € 800 miljard.
1. Bereken de inkomenselasticiteit van de vraag naar elektrische fietsen in de uitgangssituatie.
- Oude Y = € 800 miljard → Oude Qv = −0,5 × 1.500 + 0,75 × 800 + 800 = 650 (× 1.000)
- Nieuwe Y = € 880 miljard (bijvoorbeeld) → Nieuwe Qv = −0,5 × 1.500 + 0,75 × 880 + 800 = 710 (× 1.000)
- %∆Qv = (710 – 650) / 650 × 100% = 9,2%.
- %∆Y = (880 – 800) / 800 × 100% = 10%.
- Ey = %∆Qv / %∆Y = 9,2% / 10% = 0,92
2. Is een elektrische fiets in dit land een primair goed, een luxe goed of een inferieur goed?
- Een primair goed, 0 < Ey < 1 en dat wijst op een primair goed, want daarbij ligt Ey tussen 0 en 1.