Negatieve Getallen

Negatieve Getallen
Mr. Fintelman (FNL)


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Negatieve Getallen
Mr. Fintelman (FNL)


Slide 1 - Tekstslide

Na deze les kan ik …
  1. … negatieve getallen in eigen woorden uitleggen.
  2. … voorbeelden geven van negatieve getallen in de praktijk.
  3. … negatieve getallen plaatsen op een getallenlijn.
  4. … de situatie van het getal 0 in eigen woorden uitleggen.
Doelen

Slide 2 - Tekstslide

Bedenk een voorbeeld van een negatief getal.

Slide 3 - Open vraag

Nee
Ja
Weet ik niet
Komen er negatieve getallen voor in...?
Temperatuur
Banksaldo
Doelsaldo
Lichaamslengte
Leeftijd
Zeespiegel
Minecraft
Kalender
Cookie Clicker
Toetscijfers

Slide 4 - Sleepvraag

Voorbeelden
Hieronder zie je doelsaldo's (DS) van verschillende clubs.
Zo heeft de degradatiekandidaat Ajax een doelsaldo van -8.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden
Ook in Minecraft kom je wel eens negatieve getallen tegen.
Coördinaten kun je gebruiken om je weg naar huis te vinden.

Slide 6 - Tekstslide

Negatieve getallen

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht:
Vul de getallenlijn aan, er blijven vier getallen over.
-2,5
-4
-5,15
-5,85
-7
-8,3
-8,7
-6
-5,5
-2

Slide 8 - Sleepvraag

Is het getal 0 een positief of negatief?
Onderbouw je antwoord.

Slide 9 - Open vraag

Voorbeelden
Alles boven de 0 is positief.
Alles onder de 0 is negatief.

In het geval van 0 is de uitzondering dat het getal neutraal is en de afspraak is dat deze geen van beide is.

Slide 10 - Tekstslide

Ik kan al…  
  1. … negatieve getallen in eigen woorden uitleggen.
  2. … voorbeelden geven van negatieve getallen in de praktijk.
  3. … negatieve getallen plaatsen op een getallenlijn.
  4. … de situatie van het getal 0 in eigen woorden uitleggen.

Voorkennis

Slide 11 - Tekstslide

Aantal opgaven

1.

2.

3.
Welk getal is groter?
-435 of 4
-4,6 of -4,7
-12 of -5

Slide 12 - Tekstslide

Na deze les kan ik …
  1. … som berekenen met negatieve getallen.
  2. … verschil berekenen met negatieve getallen.

Doelen

Slide 13 - Tekstslide

Ik vind pannenkoeken wel lekker.
Stel dat iemand zegt ..., vindt hij het dan lekker?
Ik vind pannenkoeken niet lekker.
Ik vind pannenkoeken wel vies.
Ik vind pannenkoeken niet vies.

Slide 14 - Sleepvraag

Negatief en negatief is... positief?
Ik vind pannenkoeken niet (-) lekker (+).
Mijn reactie is negatief, want ik lust geen pannenkoeken.
Negatief en positief maakt iets negatief.
Ik vind pannenkoeken niet (-) vies (-).
Mijn reactie is positief, want ik lust pannenkoeken.
Negatief en negatief maakt iets positief.

Slide 15 - Tekstslide

Combinaties om te onthouden
Ik vind pannenkoeken wel (+) lekker (+).
Ik vind pannenkoeken niet (-) lekker (+).
Ik vind pannenkoeken wel (+) vies (-).
Ik vind pannenkoeken niet (-) vies (-).

Slide 16 - Tekstslide

In het kort... leer dit!

Slide 17 - Tekstslide

Vul in: + of -. En bereken.
Er blijven vijf opties over. 
5+3=5
1810=18
12+7=12
3=
10=
7=

Slide 18 - Sleepvraag

Nu kan ik …
  1. … som berekenen met negatieve getallen.
  2. … verschil berekenen met negatieve getallen.
Terugblik

Slide 19 - Tekstslide

Aantal opgaven

1.

2.

3.
Bereken
12 + -12
-5 - -10
-33 + -7

Slide 20 - Tekstslide

Ik kan al…  
  1. … som berekenen met negatieve getallen.
  2. … verschil berekenen met negatieve getallen.

Voorkennis

Slide 21 - Tekstslide

Na deze les kan ik …
  1. … het groter dan/kleiner dan symbool gebruiken.

Doelen

Slide 22 - Tekstslide

Kies het grootste getal
A
-4
B
-1038
C
2
D
-45

Slide 23 - Quizvraag

Kies het grootste getal
A
1635
B
3000
C
635
D
2989

Slide 24 - Quizvraag

Kies het grootste getal
A
-4,7
B
-1,18
C
-2,4
D
-5,8

Slide 25 - Quizvraag

Het symbool
2>1

Slide 26 - Tekstslide

Het symbool
Leer onthouden naar welke kant mijn symbool wijst.

2 > 1
-10 > -48
-20 < 58

Een ezelsbruggetje is "het beest wil
het meest", dus het beest wil graag
het grootste getal kunnen eten.

Slide 27 - Tekstslide

Het symbool
1...2

Slide 28 - Tekstslide

Het symbool
1<2

Slide 29 - Tekstslide

Het symbool
2...2

Slide 30 - Tekstslide

Het symbool
2=2

Slide 31 - Tekstslide

Vul in: < of >
1.
2.
3.
4.
5.
3  .....  5
-3  .....  -5
3,78  .....  3,6
-3,78  .....  -3,6
-26,879  .....  -26,88
>
>
>
>
>
<
<
<
<
<

Slide 32 - Sleepvraag

Nu kan ik …
  1. … het groter dan/kleiner dan symbool gebruiken.
Terugblik

Slide 33 - Tekstslide