M2 - week 3

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 3

Week 3 - les 1

- Wij herhalen woordenschat

- Wij plannen SO 1 in

- Wij beginnen met thema 1: 

   Klanten en gasten ontvangen

    - spellen

    - gesprekjes voeren

    - een formulier invullen

Hoe vraag je om iemands reserveringsnummer?

1. ¿Cuál es su número de teléfono?
2. ¿Cuál es su número de reserva?

Hoe vraag je om iemands adres?

1. ¿Cuál es su domicilio?
2. ¿Cuál es su correo electrónico?

Hoe vraag je iemand om zijn naam te spellen?

1. ¿Cómo se escribe?
2. ¿Lo puede deletrear?
3. ¿Cómo se llama?

Wat is een @?

1. arroba
2. espacio
3. guión
4. minúscula

Wat is een hoofdletter?

1. acento
2. punto
3. guión bajo
4. mayúscula

Las tareas

Wat?	Voer de gesprekjes van 1.02, 1.06 en 1.08 op pag 15, 20 en 22
Hoe?	In tweetallen
Tijd?	15 minuten
Hulp?	Internet / boek
Eerder klaar?	Maak de opdrachten af of neem een korte pauze

Las tareas

Wat?	Maak in het boek opdracht 1.01-1.07 op pag 13-21
Hoe?	Individueel of in tweetallen
Tijd?	45 minuten
Hulp?	Internet / boek
Eerder klaar?	Neem dan een kleine pauze

Week 3 - les 2

- Wij bereiden SO 1 voor

- Wij beginnen met thema 1: 

   Klanten en gasten ontvangen

    - spellen

    - gesprekjes voeren

    - een formulier invullen

Een kamer op basis van ...
Una habitación ...

1. a régimen de
2. basado en

Vertaal:
La firma del huésped

1. Het bedrijf van de gastheer
2. De handtekening van de gast

Wat is GEEN manier om telefoon te zeggen in het Spaans?

1. teléfono
2. gsm
3. móvil
4. celular

Het hotel zit vol.
El hotel ...

1. está rellenado
2. está completo

Hoe zeg je 'kleine letter a'?

1. a acento
2. a minúscula
3. a guión bajo
4. a mayúscula

Las tareas

Wat?	Maak in het boek opdracht 1.06-1.07 op pag 19-21
Hoe?	Individueel of in tweetallen
Tijd?	15 minuten
Hulp?	Internet / boek
Eerder klaar?	Neem dan een korte pauze

Trabalenguas

Como poco coco como, poco coco compro.

Pancha plancha con cuatro planchas. ¿Con cuántas planchas plancha Pancha?

¿Por qué a la cama se le llama cama y a la cómoda cómoda, si es más cómoda la cama que la cómoda?

Las tareas

Wat?	Voer het gesprek van 1.08 op pag 22
Hoe?	In tweetallen
Tijd?	5 minuten
Hulp?	Boek
Eerder klaar?	Neem dan een korte pauze

Wat heeft niet te maken
met iemands naam?

1. iniciales
2. nombre
3. fecha
4. apellido

Wat is geen telefoon?

1. gsm
2. móvil
3. teléfono
4. portátil

Hoe vraag je niet naar iemands herkomst?

1. ¿De dónde es usted?
2. ¿Adónde viaja usted?
3. ¿De qué país es usted?
4. ¿Qué nacionalidad tiene?

Waarmee kun je je niet legitimeren?

1. tarjeta bancaria
2. tarjeta de identidad
3. permiso de conducir
4. pasaporte

vertaal:
Welke?

1. Cuál
2. Cómo

vertaal:
Waarheen?

1. Dónde
2. Adónde

vertaal:
Hoeveel?

1. Cuándo
2. Cuánto

vertaal:
Waarom?

1. por qué
2. porque

¿Quién es?

Es una mujer. Es rubia. Tiene el pelo largo. No lleva gafas. 

Tiene unos 50 años. Está casada y tiene tres hijas. 

Es de Argentina pero vive en La Haya. 

Ha estudiado economía.

 

¿Quién es?

Nu jullie!

Beschrijf een of twee bekende personen in het Spaans, zonder daarbij de naam te noemen.

Daarna gaan we ze klassikaal proberen te raden.

Hoe: in tweetallen

Tijd: 10 minuten

¿Quién es ella?

¿Quién es ella?

- Es una mujer / un hombre (eigenschap) 

- Tiene...(leeftijd)

- Es... (beroep: actor/actriz - cantante - deportista - músico/a - empresario/a - político/a)

- Es de ... (afkomst)

- Es ... (uiterlijk beschrijven)

Tiene el pelo....

Tiene los ojos...

Lleva... (gafas, barba, bigote)

 

actor/actriz - cantante - deportista - músico/a - empresario/a - político/a 

Extra informatie¿?

Evaluatie

- Hoe ging het?

- Wat heb je nodig?

Extra (online) oefeningen

1. werkwoorden vervoegen

2. woordenschat

3. woordvolgorde

4. 25 belangrijke werkwoorden om te leren

5. veelgebruikte bijvoeglijke naamwoorden

6. bijvoeglijke naamwoorden

7. gebruik van de werkwoorden ser, estar, hay en tener

www.verbuga.eu

www.ver-taal.com

https:

aprendehablando.com

https:

www.todo-claro.com