Ik kan uitleggen dat een plant geen bloem is, maar (een) bloem(en) heeft
Ik ken de functie van de bloem.
Ik weet hoe een bloem is opgebouwd.
Ik weet wat bestuiving is en ken twee typen.
Ik kan uitleggen wat de invloed is van het stuifmeel/zaad op de type bestuiving of zaadverspreiding.