4M 3.4 Macht op de markt?

Welkom  
economen!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Het huiswerk bespreken
  • Leerdoelen van vandaag
  • Instructie paragraaf 3.4
  • Aan het werk met 3.4
  • Evalueren van de leerdoelen
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Zure appels

Slide 3 - Tekstslide

Zure appels --> het antwoord
Omzet = €3.000 +€2.500= €5.500
Inkoopwaarde = €2.500 + €1.500 = €4.000
Overige bedrijfskosten = €1.825 + 775 = €2.600

€5.500 -€4.000 =€1.500
€1.500 - €2.600 = - €1.100

Fred heeft een verlies van €1.100 in de maand mei

Slide 4 - Tekstslide

Evenwicht?

Slide 5 - Tekstslide

Evenwicht?
A)
De evenwichtsprijs is € 600
B)
De evenwichtshoeveelheid is 30.000 stuks


Slide 6 - Tekstslide

Evenwicht?
A)
De evenwichtsprijs is € 600
B)
De evenwichtshoeveelheid is 30.000 stuks
C)
30.000 × € 600 = € 18.000.000

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdstuk 3: Ben jij ondernemend?



3.1 Wat zijn de kosten?
3.2 Wat levert het op?
3.3 Vraag en aanbod
3.4 Macht op de markt?

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 3.4
  • Ik weet wat een marktaandeel is en ik weet hoe ik een marktaandeel kan berekenen.
  • Ik weet hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten.
  • Ik weet welke verschillende marktvormen er zijn en ik kan kenmerken van deze markvormen noemen.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een marktaandeel?
  • je afzet (of omzet) in % van de totale afzet (of omzet) op de markt.
  • Marktaandeel vergroten door het inzetten van marketinginstrumenten
  • of door overname ander bedrijf of fusie (twee bedrijven vormen samen één nieuw bedrijf).




Slide 10 - Tekstslide

Hoe bereken je het marktaandeel?

Slide 11 - Tekstslide

Hoe bereken je het marktaandeel?

A) 
   23.000.000 = 2%
   23.000.000 ÷ 2 × 100 = 1.150.000.000



Slide 12 - Tekstslide

Hoe bereken je het marktaandeel?

A) 
   23.000.000 = 2%
   23.000.000 ÷ 2 × 100 = 1.150.000.000

B) 
   256.000.000 ÷ 1.150.000.000 × 100% = 22,3%

Slide 13 - Tekstslide

Verboden afspraken
Een kartel -> afspraak om onderlinge concurrentie te beperken.

  • Kartelafspraken over bijvoorbeeld:
  • prijs, hoeveelheid aanbod op de markt

  • Kartelafspraken zijn verboden.
  • ACM onderzoekt kartels en kan hoge boetes geven



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Welke marktvormen werden genoemd?

Kenmerken?

Slide 17 - Tekstslide

Macht op de markt
Monopolie
  • Marktvorm met maar één aanbieder.
  • In Nederland zeldzaam, wel overheidsmonopolies: 
  • hoogspanningsnet
  • uitgifte van bankbiljetten

Slide 18 - Tekstslide

Veel aanbieders, geen productvoorkeur

Volkomen concurrentie 
  • veel aanbieders
  • Marktvorm met homogene producten




Slide 19 - Tekstslide

Homogeen
Homogene goederen verschillen in de ogen van klanten niet van elkaar.

Slide 20 - Tekstslide

Veel aanbieders, wel productvoorkeur

Monopolistische concurrentie 
  • veel aanbieders
  • Marktvorm met heterogene producten



Slide 21 - Tekstslide

Weinig aanbieders, wel productvoorkeur

Oligopolie 
  • Markt met een klein aantal aanbieders.
  • Marktvorm met zowel heterogene als homogene producten.
 
 




Slide 22 - Tekstslide

Heterogeen
Heterogene goederen hebben voor consumenten belangrijke verschillen: voor hen maakt het uit wie het product levert  merk- en smaakvoorkeur

Slide 23 - Tekstslide

Oligopolie
Marktvorm met heterogene producten concurreren op eigenschappen product.
  • Voorbeeld; markt voor smartphones
  • Onderscheid in bijvoorbeeld:
  • vormgeving
  • camera
  • opslagcapaciteit

 
 




Slide 24 - Tekstslide

Oligopolie
Marktvorm met homogene producten concurreren op prijs. Bijvoorbeeld:
  • benzinemarkt
  • Soms ontstaat een prijzenoorlog.


 
 




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

1. Maak op blz. 93   opdracht 19 t/m 24
Wat vond jij van de lesstof?
<- lastig 
 of 
makkelijk ->
1. Maak op blz. 95    opdracht 12 t/m 15
Aan het (huis)werk!
Iedereen: 
Maak vanaf blz. 86. opdracht 4-6 t/m 12
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

  • Ik weet wat een marktaandeel is en ik weet hoe ik een marktaandeel kan berekenen.
  • Ik weet hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten.
  • Ik weet welke verschillende marktvormen er zijn en ik kan kenmerken van deze markvormen noemen.

Slide 28 - Tekstslide