Lesson 4 (recap present simple + listening/watching)

2M
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2M

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today
- Practise words

- Recap grammar

- Listening & watching (earbuds)


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Practise words

- Go to Learnbeat
- Woordjes
- Klik op Engels
- Oefen de woordjes van Unit 1

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Wat weet je nog over de Present Simple?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple uitleg
Wanneer iets vaak of regelmatig gebeurt ( hobby's, gewoonten )
Wanneer iets een feit is.​
Examples (voorbeelden):​
I walk the dog every morning. (gewoonte)​
Water boils at 100 degrees Celsius. (feit)​
Signal words (signaalwoorden): 
Always, sometimes, (n)ever, usually, often, on Mondays, every Saturday, on the weekend, etc.​
Hoe:
hele werkwoord gebruiken of hele werkwoord + s ( = SHIT regel )

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz time !
Quiz time!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple is:
Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Welke zin staat in de present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 12 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple
Welke zin staat niet in de Present Simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats don't like water.
D
Jeffrey is going to his friends

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Welke zin staat in de present simple?
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Welke zin staat in de present simple?
A
They usually run to school.
B
They usually runs to school.
C
They usually runned to school.
D
They are usually running to school.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercises
- Go to your Study planner in Learnbeat

- Do the exercises I have selected for you. Listening and watching exercises, so you need your earbuds.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies