7.3 en 7.4 formatieve toets (zwaartekracht en veerkracht)

formatieve toets 7.3 en 7.4 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

formatieve toets 7.3 en 7.4 

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je niet nodig om een kracht te tekenen?
A
Een schaal
B
Een richting
C
Een aangrijpingspunt
D
Een assenstelsel

Slide 2 - Quizvraag

Krachten kan je meten met een
A
weegschaal
B
veerunster
C
thermometer

Slide 3 - Quizvraag

Meetinstrument
Grootheid
Eenheid
liniaal
temperatuur
decibel
tijd
meter per seconde
maatbeker
vierkante centimeter
hoek
graden celcius
thermometer
geluidssterkte
decibelmeter
stopwatch
seconden
afstand
centimeter
snelheid
lasergun
volume
deciliter
geodriehoek
graden
oppervlak
liniaal

Slide 4 - Sleepvraag

De massa van de steen is 250 g. De krachtenschaal is 1 cm ≡ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
A
2,5 cm
B
0,25 cm
C
25 cm
D
0,025 cm

Slide 5 - Quizvraag

De punt op de steen is het aangrijpingspunt. Welke kant zou de pijl op getekend moeten worden om de zwaartekracht aan te geven.
A
naar boven
B
naar rechts
C
naar beneden
D
naar links

Slide 6 - Quizvraag

Bereken in de situatie hiernaast de nettokracht.
Fnetto =

Slide 7 - Open vraag

De richting van de nettokracht is naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden

Slide 8 - Quizvraag

Hans en Thomas duwen allebei in tegengestelde richting tegen een kast. Hans oefent een kracht van 400 N naar links uit. Thomas duwt met een kracht van 175 N naar rechts. Hoe groot is de resultante (nettokracht) en in welke richting werkt die?
A
F =575 N naar rechts
B
F =225 N naar rechts
C
F =575 N naar links
D
F =225 N naar links

Slide 9 - Quizvraag

Wat rekt er lineair uit?
A
Een rubberen elastiek
B
Een touw van vlas
C
Een metalen veer
D
Een nylon vislijn

Slide 10 - Quizvraag

Een veer is 12 cm lang. Door een massa van 300 gram wordt hij 30 cm lang. Wat is de veerconstante van de veer? Noteer je berekeningen en eenheden.

Slide 11 - Open vraag

Reken om (1 decimaal)
250 N = .... kg

Slide 12 - Open vraag

Reken om (1 decimaal)
... N = 0,95 kg

Slide 13 - Open vraag

Reken om (1 decimaal)
.... N = 2630 g

Slide 14 - Open vraag

Reken om (2 decimalen)
3,875 N = .... kg

Slide 15 - Open vraag

Hoe groot is de zwaartekracht op een fiets van
11,2 kg?

A
0,88 N
B
109,9 N
C
10,99 N
D
1,14 N

Slide 16 - Quizvraag

Op de maan bedraagt de zwaartekracht op 1 kg 1,6 N.
Neil Armstrong had een massa van 70,5 kg toen hij een voet op de maan zette.
Bereken de totale zwaartekracht die hij ondervond op de maan.

Slide 17 - Open vraag

Op de planeet Mercurius ondervind een zak aardappelen van 15 kg een zwaartekracht van
55,5 N. Bereken de gravitatieversnelling?

Slide 18 - Open vraag

Een auto ondervind een zwaartekracht van 7500 N. Bereken de massa van deze auto.

Slide 19 - Open vraag

Hoe groter de veerconstante van een spiraalveer is, des te minder kracht het kost om deze veer uit te rekken.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Een spiraalveer heeft in de ongespannen toestand een lengte van 12 cm. Hoe groot is de uitrekking als de nieuwe lengte 15 cm is?

Slide 21 - Open vraag

Een spiraalveer rekt 4,5 cm uit als er een trekkracht van 2 N op werkt. Bereken de veerconstante van de veer.

Slide 22 - Open vraag

Een uitgerekte spiraalveer heeft een lengte van 9 cm. Bereken de lengte in ongespannen toestand als de uitrekking 2 cm is.

Slide 23 - Open vraag

Een spiraalveer met een veerconstante van 0,5 N/cm wordt 2,5 cm uitgerekt. Bereken de kracht die hiervoor nodig is.

Slide 24 - Open vraag

Een spiraalveer heeft een lengte van 6,0 cm in ongespannen toestand. De veerconstante van de veer bedraagt 0,35 N/cm. Bereken de lengte van de veer als deze met een kracht van
1,2 N wordt uitgerekt.

Slide 25 - Open vraag

Een spiraalveer heeft een veerconstante van 0,23 N/cm. Als hij niet gespannen is heeft hij een lengte van 20,0 cm. Bereken hoeveel kracht er nodig is om de veer 25,0 cm lang te maken.

Slide 26 - Open vraag

Veer A heeft een veerconstante van 500 N/m. Veer B heeft een veerconstante van 40 N/cm.
Leg uit welke veer het slapst is.
Dus met berekening en de juiste eenheden

Slide 27 - Open vraag

Einde!

Slide 28 - Tekstslide