§3.1 Oost-Afrika natuurkundig (2); uitleg §3.2

§3.1 oost-Afrika natuurkundig (2); uitleg §3.2
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

§3.1 oost-Afrika natuurkundig (2); uitleg §3.2

Slide 1 - Tekstslide

Waarom ligt er op sommige bergen in Oost-Afrika sneeuw?
A
Ze liggen dicht bij de Noordpool.
B
Ze liggen dicht bij de evenaar.
C
Ze zijn zo hoog dat het op de top altijd vriest.
D
Ze liggen dicht bij de Zuidpool.

Slide 2 - Quizvraag

De neerslag die in Oost-Afrika valt, is vooral .... .
A
stuwingsneerslag.
B
frontale neerslag.
C
stijgingsneerslag.

Slide 3 - Quizvraag

Antwoord vraag 6
6a: Erta Ale is een lavameer in Ethiopië.
6b: Er komt vulkanisch gesteente zoals basalt naar boven.
6c: Bijvoorbeeld: bij de plaatgrens op de bodem van de Atlantische 
      Oceaan.
6d: Zoals de bodem van de Atlantische Oceaan, omdat de Nubische en 
      Somalische plaat dezelfde beweging maken als de Europese en 
      Noord-Amerikaanse plaat. Deze platen zijn echter al honderd miljoen 
      jaar verder. Dus over honderd miljoen jaar is de Riftvallei ongeveer            op hetzelfde punt als de bodem van de Atlantische Oceaan nu. 


Lesstof
Toon juiste antwoorden



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Antwoord vraag 7
7a: Tanganjikameer: 1.470 m.
       Kivumeer: 480 m.
       Malawimeer: 706 m.
7b: Doordat de Afrikaanse plaat scheurt, wordt de plaat op sommige plaatsen dunner. 
      Daardoor zakt dat gebied in. Als die laagte zich vult met water ontstaan grote meren. 
      Hoe verder de plaat uitrekt, hoe dieper de meren worden.
7c: 80 m.
7d: Het Victoriameer ligt niet op een scheurlijn, maar tussen twee scheurlijnen in. De                  randen van de scheuren gaan iets opstaan, waardoor tussen de scheuren een kom 
      ontstaan is. Deze kom heeft zich gevuld met water.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg §3.2 (1)
De beroepsbevolking kun je in 3 sectoren verdelen:
Primaire sector of landbouwsector: alle beroepen die te maken hebben met het produceren van grondstoffen. Bijv. landbouw en visserij, maar ook mijnbouw en bosbouw.
Secundaire sector of industriesector: alle beroepen die te maken hebben met het verwerken van grondstoffen. Bijv. in fabrieken of de bouw.
Tertiaire sector of  dienstensector: alle beroepen die een dienst leveren. Bij. winkels, banken, gezondheidszorg.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg §3.2 (2)
De verdeling van de beroepsbevolking zegt iets over de ontwikkeling van een land. Veel mensen in de landbouwsector betekent een laag ontwikkelingspeil.
In Oost-Afrika werken veel mensen in de landbouw. Ze hebben vaak zelf een kleine boerderij en produceren vooral voor zichzelf. Ze doen aan zelfvoorzienende landbouw.  Of het zijn nomadische veetelers. Boeren die met hun kuddes rondtrekken.
Er zijn ook grote bedrijven die doen aan commerciële landbouw. Dat zijn bedrijven die vooral produceren voor de verkoop op de wereldmarkt. Het zijn meestal buitenlandse bedrijven, en de winst gaat dan ook daar naar toe.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg §3.2 (3)
De bevolking van Oost-Afrika woont bijzonder verspreid. De grootste bevolkingsdichtheid zie je op grotere hoogte. Dat komt omdat het klimaat daar beter is. Het is er koeler en er is meer neerslag.
Oost-Afrika kent een grote groene druk. Veel jongeren. De bevolking groeit, dus ook de behoefte aan voedsel. De zelfvoorzienende landbouw kan dat bijna niet meer aan. Ook klimaat werkt niet altijd mee. Daardoor regelmatig misoogsten en vee sterfte. Met als gevolg hongersnood.

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg §3.2 (4)
In Oost-Afrika zijn er ook vluchtelingen, want in een aantal landen is het zeer onrustig. Ook zijn er veel mensen op de vlucht door gebrek aan eten. Er zijn naar schatting in de hele regio 5,5 miljoen vluchtelingen.
Veel vluchtelingen wonen in speciale vluchtelingenkampen. Maar daar kunnen ze niet werken en een nieuwe toekomst opbouwen. Sommige mensen wonen wel 15 jaar in vluchtelingenkampen.

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Maak voor de volgende keer van §3.2 de vragen 1-2-3.
De tabellen en kaarten die je nodig hebt zitten als bijlage bij het huiswerk in Magister.
Upload de uitwerkingen naar Opdrachten.

Slide 11 - Tekstslide