Can / To be able to

Can / To be able to

Stepping Stones
Theme 3
Grammar 7

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Can / To be able to

Stepping Stones
Theme 3
Grammar 7

Slide 1 - Tekstslide

Can

Ne = kan, kunnen


Gebruik: als je praat over vaardigheden die je geleerd hebt.
Peter can sing very well.


Vorm: Can + hele werkwoord
 

Slide 2 - Tekstslide

Can / to be able to
Je gebruikt can/cannot/can't bij vaardigheden:

I can swim
You can sing very well
They are Dutch, so they can ride a bike

Slide 3 - Tekstslide

Can

Can in een vraag: 
Can vooraan zetten, gevolgd door het onderwerp en het tweede werkwoord.


Can you speak three different languages?



Slide 4 - Tekstslide

Can

Can in een ontkenning:
Not toevoegen aan can > can't/cannot.
Er verandert verder niets aan de zin.


He can't swim very fast.

Slide 5 - Tekstslide

To be able to

Gebruik je als je wilt zeggen dat iemand in staat is iets te doen.

He's able to unite people with his music.


Vragen maken: vorm van 'to be' vooraan zetten, gevolgd door het onderwerp en able to + hele werkwoord.

Are you able to come to my party tonight?



Slide 6 - Tekstslide

to be able to + hele ww

Let op! je moet 'to be' vervoegen:


I am able to play football.

He is able to play football.

They are able to play football.

Slide 7 - Tekstslide

To be able to
Ontkenningen maken:

1. not toevoegen aan de vorm van 'to be'.
She was not able to come.

2. to be unable to
She was unable to come.

Slide 8 - Tekstslide

Formeel / informeel
Can gebruiken in informele zinnen
en
To be able to in formele zinnen.

Slide 9 - Tekstslide

We ____(to raise) enough money for charity.

Slide 10 - Open vraag

Which Dutch word do you use to translate can & be able to?
A
kunnen
B
mogen
C
kennen
D
doen

Slide 11 - Quizvraag

I ...... walk, because I broke my leg.
A
cannot
B
can
C
am unable to
D
am not able to

Slide 12 - Quizvraag

I ... ride a bike because my dad taught me.
A
can
B
cannot
C
am able to
D
am unable to

Slide 13 - Quizvraag

Oefenen
Do ex 12,13 on p70 of your AB.

Slide 14 - Tekstslide

Wat kan ik nog oefenen thuis?

Slide 15 - Open vraag

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Link