2F Grammatik 3, 4 und 5 Dienstag, den 28. März 2023

Grammatik 3, 4 und 5
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatik 3, 4 und 5

Slide 1 - Tekstslide

Dienstag, den 28. März 2023
  • Willkommen
  • Nachsehen Woche 12
  • Lernstoff Test
  • Fragen
  • Ziele Stunde
  • Üben Grammatik K5
  • Aufgaben Woche 13
  • Zum Schluss

Slide 2 - Tekstslide

Aufgaben Woche 12:
Wiederholung 4 Aufgaben 9 + 10        Seite 185 
Wiederholung 5 Aufgaben 2 t/m 4     Seiten 186-187 

Wiederholung 4: Aufgaben 6 t/m 8  Seiten 183-185

Machen 5, 6 und 7 Seiten 188-189
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesstof:
  • in les uitgedeeld A4 met informatie over regels der, die, das en het meervoud (zie bijlagen).
  • werkboek A Kapitel 3 bladzijde 98 (der die das + meervoud)
  • werkboek A Kapitel 4 bladzijde 134 (vervoegen zwakke werkwoorden + voltooid deelwoord) + aantal sterke werkwoorden!!
  • werkboek A Kapitel 5 bladzijde 169 (uitgang ein- en kein + het bezittelijk voornaamwoord)
  • Slim stampen grammatica online Kapitel 3, 4 en 5

Slide 4 - Tekstslide

Fragen???

Slide 5 - Tekstslide

Ziele Stunde:
  • Je kunt de regels voor indeling zelfstandige naamwoorden in der, die of das en het meervoud toepassen (Kapitel 3).
  • Je kunt zwakke werkwoorden vervoegen en het voltooid deelwoord vormen (Kapitel 4) + aantal sterke werkwoorden!!
  • Je kunt de regels voor de uitgangen van de ein-Gruppe toepassen (Kapitel 5).

In Teams staan een aantal Word-documenten die handig zijn voor het leren.
Denk ook om online grammatica te leren (Slim Stampen) per Kapitel!

Slide 6 - Tekstslide

LessonUp Grammatik üben:
Ein-Gruppe.
Schwache Verben

Slide 7 - Tekstslide

Aufgaben Woche 13
Lernen Lernliste de gitaar t/m vakantie Seite 26
Lernen Grammatik werkwoorden met stam op d/t  Seite 27 + aantekeningen extra werkwoorden

Machen zu Hause (thuis maken):
Arbeitsbuch B Kapitel 6 (Freizeit) : Aufgaben 4, 5, 6 und 7

Zusammen während der Unterrichtsstunde (samen tijdens de les): Woche 11 und 12
Aufgaben 1 t\m 3
Aufgabe 8
Uitleg grammatica + Aufgaben 10 + 11


Slide 8 - Tekstslide

Zum Schluss!

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik: Regeln der, die oder das?
Bepaald lidwoord:
  • Nederlands: de, het (de fiets, de fietsen)(het huis, de huizen)
  • Duits: der, die, das en die (meervoud) (der Mann, die Männer) (das Haus, die Häuser) (die Tante, die Tanten)

  • der = mannelijk
  • die = vrouwelijk
  • das = onzijdig

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik: Regels der die das
  1. Noem een regel voor der-woorden (mannelijk)
  2. Noem regels voor die-woorden (vrouwelijk)
  3. Noem regels voor das woorden (onzijdig)

Slide 11 - Tekstslide

De ein-Gruppe bestaat uit:
een/geen

mijn
jouw
zijn
haar
ons, onze
jullie
hun
uw




ein-/kein-
Bezittelijke voornaamwoorden:
mein- 
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer-   !!!!!!!
ihr-
Ihr-  -> hoofdletter

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan wel/geen uitgang ein-Gruppe:
  1. Wat is het lidwoord?
  2. Toepassen regels der/die/das of lidwoord geleerd in Lernliste.
  3. Geen uitgang -e bij der/das
  4. Wel uitgang -e bij die/die.
  5. Eventueel nog vertalen van bezittelijk vnw./een/geen
  6. Wat is het ezelsbruggetje?

Slide 13 - Tekstslide

Vervoegen werkwoorden en voltooid deelwoord!
  • Wat staat de afkorting idewis voor?
  • Wat zijn zwakke werkwoorden.
  • Wat is de 1e stap bij vervoegen zw. werkwoorden?
  • Wat is de standaarduitgang bij zw. werkwoorden? Wat is het ezelsbruggetje?
  • Wat zijn sis-klanken?
  • Wat gebeurt er bij de standaarduitgang wanneer een stam eindigt op een sis-klank? Wat is het ezelsbruggetje?
  • Wat is de 1e stap bij het vormen van het voltooid deelwoord?
  • Wat is de standaardregel voltooid deelwoord zw. werkwoorden?
  • Bij welke "werkwoordsoorten" geldt een andere regel voor vormen voltooid deelwoord?

Slide 14 - Tekstslide

Grammatik: das Plural/meervoud
Uitleg!
Stappenplan!
Schema  -> op het bord/in schrift!!

  1. Wat is het lidwoord? -> Regels toepassen + leren lidwoord in Lernliste!!
  2. Bij der/das: eindigt het zelfstandig naamwoord op: -el, -en of - er? Nee? dan blijft er nog 1 keuze over.
  3. Die: uitgang wordt -n, -en of -nen
  4. Eindigt een woord op -a, -i, -o of -y? => s er aan vast plakken!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide