Stambomen

Vandaag
- Vragen over kruisingsschema's
- Uitleg Stambomen
- Oefenen met een stamboom

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
- Vragen over kruisingsschema's
- Uitleg Stambomen
- Oefenen met een stamboom

Slide 1 - Tekstslide

Fenotype

Homozygoot

Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa

Slide 2 - Sleepvraag

Bij een bepaalde bloem zijn ronde bladeren recessief en geknipte bladeren dominant. Twee heterozygote planten worden gekruist. Welk percentage heeft ronde bladeren?
A
25%
B
0%
C
50%
D
100%

Slide 3 - Quizvraag

kruising

Slide 4 - Tekstslide

Een jongen is XY. Dit X chromosoom komt van...
A
De moeder
B
De vader
C
Vader of moeder

Slide 5 - Quizvraag

Uit de kruising van de bruinharige labrador reu (bb) en de zwartharige labradorteef (BB). ontwikkelen zich twee zwartharige labradors. De dieren in de F1 van deze kruising planten zich onderling voort.

Het genotype van de labradors in de F1 is :
A
BB en Bb
B
Bb
C
Bb en bb
D
BB, Bb en bb

Slide 6 - Quizvraag

Honden hebben twee allelen voor vachtkleur. B (bruin) en b (licht). Een fokker met een bruine hond wil weten of deze heterozygoot is. Waarmee moet hij kruisen?

Slide 7 - Open vraag

lesdoelen/leerdoelen
  • Je weet wat de rondjes en vierkantjes in een stamboom voorstellen
  • Je weet hoe je een stamboom moet aflezen
  • Je kunt vanuit de stamboom de genotypen van de familieleden vinden en deze noteren
  • Je kunt een kruisingsvraag beantwoorden adhv een stamboom

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg stambomen
  • Je weet wat de rondjes en vierkantjes in een stamboom voorstellen
    Je weet hoe je, volgens het stappen plan, een stamboom moet aflezen
  • Je kunt vanuit de stamboom de genotypen van de familieleden vinden en deze noteren
  • Je kunt een kruisingsvraag beantwoorden adhv een stamboom

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
1: bekijk de fenotypen
2: zoek 2 ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype
3: dit kind is recessief (homozygoot)
4: ouders zijn heterozygoot
5: Bepalen:
dominant = Groen
recessief = Rood

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Stambomen
Stap 2:
zoek 2 ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype

Stap 3:
dit kind is recessief (homozygoot)




Recessief = blond
aa
A               A 

Slide 14 - Tekstslide

Stambomen
  • Dochter moet wel homozygoot recessief zijn dus aa
  • Ouders moeten wel drager zijn: heterozygoot Aa
  • Van de andere kinderen weet je alleen zeker dat ze ten minste 1 dominant allel hebben want ze hebben niet het recessieve fenotype

Slide 15 - Tekstslide

Stap 3: Schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.

Slide 16 - Tekstslide

Genotypen afleiden uit fenotypen in de stamboom
  1. 1 Dochter is rood en heeft dus een afwijkend fenotype
  2. Wat zegt dit over het genotype van de ouders?
  3. Welk genotype moet de dochter hebben?
  4. Welke genotypen zouden de andere kinderen kunnen hebben?

Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking stamboom
  1. Dochter moet wel homozygoot recessief zijn dus aa
  2. Ouders moeten wel drager zijn: heterozygoot Aa
  3. Van de andere kinderen weet je alleen zeker dat ze ten minste 1 dominant allel hebben want ze hebben niet het recessieve fenotype

Slide 18 - Tekstslide

Stambomen

Slide 19 - Tekstslide

Kijk naar de stamboom. Is zwart of wit recessief?
A
Zwart
B
Wit
C
Niet te zeggen
D
Co-dominant

Slide 20 - Quizvraag

Stambomen

Slide 21 - Tekstslide

Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 22 - Quizvraag

Zie deze stamboom. Allelen worden aangeduidt met de letter B/b
Kan je hieruit afleiden wat het genotype is van nummer 2?
A
Ja, dat is BB
B
Ja, dat is Bb
C
Ja, dat is bb
D
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Recessief of dominant?

Slide 24 - Tekstslide

Wat is dominant?
A
aandoening
B
zonder aandoening

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het genotype van persoon 5?

Slide 27 - Open vraag


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 28 - Quizvraag

Iemand die wel het gen voor de zieke hypofosfatase bezit maar zelf niet ziek is, wordt een drager genoemd.

Is Stephanie een drager? En Henry?

A
Alleen Stephanie is een drager.
B
Alleen Henry is een drager.
C
Stephanie en Henry zijn beiden drager.
D
Stephanie en Henry zijn beiden geen drager.

Slide 29 - Quizvraag

Bekijk de stamboom hiernaast voor de eigenschap links- en rechtshandigheid. De witte symbolen stellen linkshandige personen voor en de zwarte symbolen rechtshandige.
Kun je aan de hand van deze stamboom zeggen welk allel dominant is? Licht je antwoord toe.

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Link

Slide 32 - Tekstslide