Thema 6 Mens en milieu

De relatie mens en milieu
Leerdoelen:
  • kunnen uitleggen wat ecosysteemdiensten zijn
  • kunnen uitleggen hoe belangrijk biodiversiteit is
  • kunnen uitleggen wat de gevolgen van milieuproblemen zijn
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De relatie mens en milieu
Leerdoelen:
  • kunnen uitleggen wat ecosysteemdiensten zijn
  • kunnen uitleggen hoe belangrijk biodiversiteit is
  • kunnen uitleggen wat de gevolgen van milieuproblemen zijn

Slide 1 - Tekstslide

Ecosysteemdiensten
De behoeften van een organisme die door het ecosysteem vervuld worden

Slide 2 - Tekstslide

Ecosysteemdiensten

Slide 3 - Tekstslide

Verstoring van het milieu
  • stoffen worden toegevoegd aan het milieu die leiden tot vervuiling
  • stoffen worden onttrokken aan het milieu waardoor het milieu uitgeput wordt
  • menselijk handelen verandert het milieu waardoor het aangetast wordt. Aantasting aanpakken: duurzaamheid

Slide 4 - Tekstslide

Belangrijke oorzaken
  • Bevolkingstoename. Dit wordt de bevolkingsdruk genoemd.
  • Wegwerpmaatschappij: veel grondstoffen nodig.
  • Gebruik van machines: uitputting van de grond.
  • Veel eten nodig, landbouwbedrijven worden steeds groter: leefgebied van dieren aantast, uitstervingsrisico.
  • Meer mensen: meer huizen gebouwd en meer transport. 

Slide 5 - Tekstslide

Bas 2 Kringlopen
Leerdoelen:
  • de koolstofkringloop beschrijven en gebruiken
  • de stikstofkringloop beschrijven en gebruiken
  • het belang van stikstofbindende bacteriën uitleggen

Slide 6 - Tekstslide

Koolstofkringloop
Opdeling in twee verschillende groepen organismen: autotrofe organismen en heterotrofe organismen.
Autotrofe organismen kunnen uit anorganische stoffen organische stoffen maken. Hierbij maken ze gebruik van chloroplasten en lichtenergie.

Slide 7 - Tekstslide

Heterotrofe organismen: organische stoffen uit andere organische stoffen. Voor de organische stoffen zijn zij afhankelijk van autotrofe organismen.
Dode resten en andere afvalproducten van organismen heet detritus of afval. Dit wordt afgebroken door dierlijke afvaleters en reducenten tot CO2, dat weer door autotrofe organismen opgenomen kan worden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

koolstofkringloop

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Stikstofkringloop
Organisch gebonden stikstof komt vooral voor in eiwit, nucleotiden en nucleïnezuren. Stikstof komt ook voor in afvalproducten als ureum.
Producenten nemen stikstof op via NO3- of NH4+. Stikstoffixerende bacteriën kunnen N2 uit de lucht omzetten in bruikbare stikstof voor planten. Dit kan alleen anaeroob. Vandaar dat deze bacteriën in symbiose leven met planten. 

Slide 12 - Tekstslide

Consumenten halen stikstof alleen uit plantaardige eiwitten.
Reducenten zetten via ammonificatie stikstofhoudende verbindingen om in NH3. De ammoniak (NH3) wordt door nitrificerende bacteriën omgezet in nitriet en vervolgens in nitraat.
Bij denitrificatie wordt nitraat door bacteriën omgezet in stikstofgas. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bij groenbemesting wordt klaver op stikstofarme grond geteeld, waarna deze omgeploegd wordt. Klaver leeft in symbiose met stikstofbindende bacteriën, waardoor extra stikstof in de bodem komt. Door om te ploegen, blijft de stikstof beschikbaar voor nieuwe planten. Als planten geoogst worden, wordt de stikstof die als eiwitten aanwezig zijn in de plant onttrokken aan de bodem. De kringloop wordt onderbroken.

Slide 16 - Tekstslide

Bij fotochemische stikstofbinding reageert N2 met ozon (O3) tot nitraat, die zo beschikbaar komt voor planten.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Bas 3 Voedselproductie
Leerdoelen:
  • Uitleggen hoe landbouwopbrengst verhoogd kan worden 
  • Voor- en nadelen van de verschillende vormen van bestrijding kennen 
  • Oorzaken en gevolgen van eutrofiëring kennen

Slide 20 - Tekstslide

Abiotische omstandigheden die geregeld worden:  bodembewerking, bescherming tegen ziekten en plagen en voedingsstoffen in de bodem.
Voedingsstoffen verdwijnen doordat 
-1- gewassen van het land weggehaald worden
-2- door regen op een kale bodem mineralen uitspoelen naar diepere lagen.

Slide 21 - Tekstslide

Oplossing: bemesten; kunstmest (NO3 of PO4) of stalmest.
Stalmest wordt door reducenten afgebroken, zodat de mineralen beschikbaar komen voor de planten.
Effeciënte landbouwmethoden verbouwen in monocultuur: op een grote oppervlakte staat één soort gewas.  Als geen natuurlijke vijand aanwezig is, kan een plaag ontstaan.
Een plaag door: -1- veel voedsel
-2- geen natuurlijke vijand

Slide 22 - Tekstslide

Bestrijding van plagen
  • mechanisch: het vangen of wegjagen van dieren. Door gewenning wordt dit minder effectief.
  • chemische bestrijding: pesticiden. Deze zijn erg effectief, maar zijn niet soort-specifiek, waardoor ook nuttige dieren overlijden.  
Een ander nadeel is dat organismen resistent kunnen worden.

Slide 23 - Tekstslide

Pesticiden zijn ook persistent: ze worden niet of nauwelijks langs natuurlijke weg afgebroken. Mede daardoor wordt het geconcentreerd in de voedselketen: er treedt accumulatie op.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

afvoer van pesticiden
Pesticiden komen deels in het oppervlaktewater terecht. Een ander deel komt in het grondwater en zodoende in ons drinkwater.

Slide 26 - Tekstslide

Biologische bestrijding
  • introduceren natuurlijke vijand, predator of paraciet
  • gebruik maken van lokstoffen (feromonen) om in een val te lokken of juist weg te houden
Voordeel: soortspecifiek, geen accumulatie, geen resistentie.
Nadeel: de natuurlijke vijand verplaatst zich

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Methoden voor verbetering van organismen
  • veredelen of fokken: nakomelingen met de meest gunstige eigenschappen worden geselecteerd om verder te kruisen. Hierdoor worden de meest gunstige eigenschappen in de nakomelingen gekregen.
  • recombinant DNA technieken: DNA wordt ingebracht, eventueel van een ander soort, om de gewenste eigenschappen te krijgen, bijv resistentie bij planten.

Slide 29 - Tekstslide

Bij dieren wordt kunstmatige inseminatie toegepast om goede eigenschappen door te geven of IVF, waarbij veel draagkoeien gebruikt worden om veel nakomelingen van een goede stier en een goede koe tegelijkertijd te krijgen.

Slide 30 - Tekstslide

Biologische landbouw
Door in een cyclus verschillende gewassen te verbouwen, wordt uitputting van de bodem voorkomen en is er een kleinere kans op een plaag.
Dieren krijgen voldoende ruimte, biologisch geteeld voer zonder standaard antibiotica.

Slide 31 - Tekstslide

Water
Het water op aarde is aanwezig als oppervlaktewater of als grondwater. Oppervlakte water is naast rivieren en sloten ook de bovenste laag van zeeën en oceanen.
Vervuiling van oppervlaktewater komt via natuurlijke weg: dode resten van planten en dieren. Reducenten zetten dit om in anorganische stoffen. Dit is het zelfreinigende vermogen van water.

Slide 32 - Tekstslide

Waterbloei
  • Door overbemesting door landbouw. 
  • Stalmest of kunstmest. 
  • Door regen vervoer naar oppervlaktewater
  • Afbraak naar anorganische stoffen, die hierdoor teveel aanwezig zijn. 
  • Met name fosfaat en nitraat. Dit heet eutrofiëring.
  • Gevolg: extra groei van algen en eendenkroos: water groen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Bas 4 Energie
Leerdoelen:
  • belang van het broeikaseffect kennen, probleem van het versterkte broeikaseffect kennen
  • de belangrijkste broeikasgassen kennen
  • gevolgen en oplossingen van het versterkte broeikaseffect kunnen noemen

Slide 35 - Tekstslide

Veel problemen ontstaan door uitstoot van gassen in de lucht. Dit wordt emissie genoemd. 


Slide 36 - Tekstslide

broeikaseffect

Slide 37 - Tekstslide

het versterkte broeikaseffect
  • Door extra uitstoot van broeikasgassen, wordt extra warmte tegengehouden, waardoor de temperatuur op aarde extra stijgt.
  • Broeikasgassen zijn met name koolstofdioxide, waterdamp en methaan (CH4).
  • Vooral het CO2 gehalte stijgt fors in de atmosfeer

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Oplossingen
  • Alternatieve energiebronnen zorgen niet voor extra CO2 uitstoot.
  • De fossiele brandstoffen zijn gedurende zeer lange tijd in de grond gekomen en opgeslagen en worden nu in zeer korte tijd opgestookt: langzame of lange koolstofcyclus 

Slide 42 - Tekstslide

Bas 5 Natuurbescherming
Leerdoelen:
  • het verschil tussen natuurbehoud, natuurbeheer en natuurontwikkeling kunnen uitleggen
  • kunnen uitleggen wat het belang van de rode lijst is

Slide 43 - Tekstslide

Natuurbehoud: gericht op het handhaven of behouden van natuurgebieden
Natuurbeheer: (blijvend) ingrijpen zodat de omstandigheden voor planten en dieren optimaal zijn
Natuurontwikkeling: eerst ingrijpen in natuur, vervolgens laten ontwikkelen

Slide 44 - Tekstslide

natuurbescherming
behouden en/of ontwikkelen van natuur en biodiversiteit.
vergroten natuurgebieden,
natuurgebieden met elkaar verbinden
variatie in het landschap brengen

biesbosch en oostvaardersplassen

Slide 45 - Tekstslide

Natuur in Nederland??
bijna geen natuurlijke ecosystemen in Nederland
Nederland is versnipperd door wegen

Slide 46 - Tekstslide

wetgeving
Natuurbeschermingswet
Boswet 
Faunawet
rode lijst ( hierop staan dieren en plantensoorten die met uitsterven worden bedreigd in Nederland)

Slide 47 - Tekstslide

Rode lijst
Soorten die zich voortplanten in Nederland en die zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen.

Slide 48 - Tekstslide