Lezen paragraaf 4 uitleg kernzinnen en alinea's

Lezen
Cursus 1 - §4 Alinea's en kernzinnen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Lezen
Cursus 1 - §4 Alinea's en kernzinnen

Slide 1 - Tekstslide

          Doelen deze week:

                                 Leerdoelen: 

                          - Je weet wat alinea's zijn en hoe je deze kunt herkennen. 
                          - Je leert wat kernzinnen zijn en hoe je deze kunt herkennen.



Slide 2 - Tekstslide

                 Alinea's
                               Een goede schrijver verdeelt zijn/haar tekst 
                               in kleine stukjes. Dit noem je een alinea.

                               Een schrijver kan op verschillende manieren
                               laten zien dat iets een alinea is.

                               Hoe herken jij een alinea?

Slide 3 - Tekstslide

Alinea's herken je aan...
                                     Een alinea:                     
                 - begint op een nieuwe regel
                 - springt de eerste regel
                      van de alinea in
                 - begint na een witregel

Slide 4 - Tekstslide

Geen alinea's
Wel alinea's

Slide 5 - Tekstslide

Alinea's bestaan uit...
  • Zinnen die bij elkaar horen.
  • Zinnen die over hetzelfde deelonderwerp gaan.

De inleiding is een alinea.
De kern bestaat vaak uit meer alinea's.
Het slot is een alinea.
Dus minimaal 3 alinea's!
Meer hierover in paragraaf 5 en 6.

Slide 6 - Tekstslide

Kernzin
De belangrijkste zin van een alinea is de kernzin.

Vaak is het de eerste of tweede zin, na deze zin volgt dan een uitleg van de kernzin.
Als het de laatste zin van de alinea is, dan is dit een conclusie of samenvatting van deze alinea.

In de kernzin staan de hoofdzaken, in de rest van de alinea staan bijzaken.

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten voor deze les:

Stap 1 - Maak in tweetallen opdracht 6

Stap 2 - Zelfstandig werken aan opdracht 8 en 9

Klaar? - Ga alvast verder met
opdr. 1 t/m 5 (blz. 30)
= huiswerk









Lesdoelen:
-Je weet hoe je alinea's en kernzinnen kunt herkennen in een tekst.
-Je kunt zelf een alinea met een kernzin schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Terugblik leerdoelen

Leerdoelen:

- Je weet wat alinea's zijn en hoe je deze kunt herkennen. 
- Je leert wat kernzinnen zijn en hoe je deze kunt herkennen.

Slide 9 - Tekstslide

Les 1 
Lesdoel: aan het eind van de les heb je jouw kennis over leesvaardigheid opgehaald. 

KENNIS TESTEN

1. Log in op LessonUp
2. Wat weet jij nog van leesvaardigheid? 
3. TIP: gebruik je aantekeningen van §1 t/m §3 - Meer dan Lezen!

Slide 10 - Tekstslide

Welke vijf tekstdoelen ken je?

Slide 11 - Woordweb

Welke tekstsoorten horen bij 'amuseren'?

Slide 12 - Woordweb

Welke tekstsoorten horen bij 'informeren'?

Slide 13 - Woordweb

De tekstsoorten recept, bijsluiter, spelregels horen bij het tekstdoel...
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
instrueren

Slide 14 - Quizvraag

De tekstsoorten betoog, ingezonden brief, recensie horen bij het tekstdoel...
A
amuseren
B
activeren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 15 - Quizvraag

Welk tekstdoel heeft 'een studieboek' ?

Slide 16 - Open vraag

Welke vier leesstrategieën ken je?

Slide 17 - Woordweb

Wat doe je wanneer je een tekst 'globaal' leest?
A
Eerste en laatste zin van iedere alinea lezen
B
illustraties, tussenkopjes, titel en eerste alinea lezen
C
tekst lezen van begin tot eind
D
je let enkel op de opvallende tekst, tekens en bolletjes

Slide 18 - Quizvraag

Wat doe je wanneer je een tekst 'precies' leest?
A
Eerste en laatste zin van iedere alinea lezen
B
illustraties, tussenkopjes, titel en eerste alinea lezen
C
tekst lezen van begin tot eind
D
je let enkel op de opvallende tekst, tekens en bolletjes

Slide 19 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van 'zoekend' lezen:

Slide 20 - Open vraag

Signaalwoorden bij een 'tegenstelling' zijn:
A
maar
B
toch
C
neem nou
D
zoals

Slide 21 - Quizvraag

Signaalwoorden bij een 'voorbeeld' zijn:
A
maar
B
zoals
C
zo
D
daarentegen

Slide 22 - Quizvraag

Les 2 
Inhoud van deze les
- Samen oefenen met de alinea's en kernzinnen.

Opdracht deze les:
1. Maak een tweetal binnen je groepje. 
2. Ga naar NieuwNederlands online -> klik op Cursus 1 - Meer dan lezen -> 
§4 Opdracht 2. 
3. Maak samen opdracht 2 met het tweetal 
(Tekst: Waarom broers en zussen elkaar soms de kop inslaan.)

Slide 23 - Tekstslide