Blok 3 week 2 les 2-2021

Wacht even met inloggen. Dat komt straks. 
We bekijken en bespreken eerst de eerste 4 slides. 
Wat ga je leren?
Je kunt straks:
• de tekst bekijken voordat je gaat lezen (stap 1 t/m 3)
• bedenken wat je moet doen als je het niet meer snapt (stap 4)
• vragen over de tekst beantwoorden tijdens het lezen (stap 5)
• van de tekst een plaatje maken in je hoofd (stap 6)
• de tekst samenvatten (stap 7)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wacht even met inloggen. Dat komt straks. 
We bekijken en bespreken eerst de eerste 4 slides. 
Wat ga je leren?
Je kunt straks:
• de tekst bekijken voordat je gaat lezen (stap 1 t/m 3)
• bedenken wat je moet doen als je het niet meer snapt (stap 4)
• vragen over de tekst beantwoorden tijdens het lezen (stap 5)
• van de tekst een plaatje maken in je hoofd (stap 6)
• de tekst samenvatten (stap 7)

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Een paar dagen geleden las je over het alarmnummer 112.
Deze les gaat daar ook over.
Bekijk eerst de tekst. Maak stap 1 t/m 3.
Lees dan de tekst helemaal en maak stap 4 t/m 7.

Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog?
Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over
stap 2: Waar gaat de tekst over?
Tip! Vind je het moeilijk om te voorspellen waar de tekst over gaat?
Bekijk het filmpje dan nog eens op de computer.



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

STAP 1 Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen)
1 Bekijk de tekst op bladzijde 2 en 3.
a Welke tekstsoort is het? Kruis aan.
A
instructieve tekst
B
reclametekst
C
pleziertekst
D
weettekst

Slide 5 - Quizvraag

b Welk leesdoel past het best bij deze tekst? Kruis aan.
A
Ik heb zin om te lezen.
B
Ik wil iets leren.
C
Ik wil iets kopen.
D
Ik wil iets maken.

Slide 6 - Quizvraag

2 Lees de titel en de kopjes. Bekijk de foto’s.
Wat is het onderwerp van de tekst, denk je? Vul in.
De tekst gaat over.............................................

Slide 7 - Open vraag

Zij zorgen ervoor dat je snel .....................

Slide 8 - Open vraag

3b Waar gaat elke alinea over? Vul in.
In alinea 1 staat waarvoor je......................

Slide 9 - Open vraag

Alinea 2 vertelt dat je
eerst ............................................................

Slide 10 - Open vraag

Alinea 3 vertelt dat het belangrijk is om........................................................

Slide 11 - Open vraag

In alinea 4 staat dat de meldkamer bekijkt of het ............................................

Slide 12 - Open vraag

In alinea 5 lees je dat de meldkamer en de wagens..................................................

Slide 13 - Open vraag

STAP 3 Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)
4 Weet jij al wat de meldkamer allemaal vraagt als je 112 belt?
Schrijf op.........................................

Slide 14 - Open vraag

Op de meldkamer van 112
Op de meldkamer van 112 Je belt 112 als je snel de politie, de brandweer of een ziekenwagen nodig hebt. Bijvoorbeeld
als er ergens brand is. Of als iemand gewond is geraakt. De meldkamer stuurt snel hulp naar je toe. Maar ... hoe doen ze dat eigenlijk? 
Groot kantoor 
Als je 112 belt, krijg je de meldkamer in Driebergen aan de lijn. Dat is een groot kantoor vol mensen, telefoons en computers. Zij vragen wie je nodig hebt. Daarna verbinden ze je door met de juiste meldkamer bij jou in de buurt. Die stelt een aantal belangrijke vragen. Waar ben je?
Wat is er precies gebeurd? En welke hulp heb je nu nodig?
Altijd snel hulp
Het is belangrijk dat je rustig blijft. Ook als er iets heel ergs is gebeurd.
Als je in paniek raakt, kan de meldkamer je niet goed verstaan. Goed
om te weten: ze kunnen je altijd helpen. Zelfs als de verbinding slecht
is of wegvalt. De meldkamer ziet namelijk je .............1................. en de plaats
waar je bent. Ze kunnen dus altijd terugbellen of naar je toe komen.
Lees verder op de volgende slide............

Slide 15 - Tekstslide

vervolg:  Op de meldkamer van 112
Dringend
De meldkamer bekijkt of je dringend hulp nodig hebt. Als dat zo is, sturen ze meteen de politie, de brandweer of een ziekenwagen naar je toe. Met hun zwaailichten en sirenes zijn die binnen 10 minuten bij je. Ondertussen stelt de meldkamer vaak nog meer vragen. Heb je bijvoorbeeld net een inbreker gezien? Dan vragen ze hoe hij eruitzag. Wat voor kleren had hij aan? En had hij spullen bij zich?
Informatie
De meldkamer praat via de portofoon met de wagens die onderweg zijn. Zo weten die precies wat ze moeten doen als ze bij jou aankomen. De wagens geven ook informatie door aan de meldkamer. Bijvoorbeeld als er nog meer hulp nodig is.

Nu weet je dus veel meer over de meldkamer van 112. Ze stellen
de juiste vragen, ze sturen de juiste hulp en de hulp is er altijd snel.
Kortom, de meldkamer doet heel belangrijk werk.

Slide 16 - Tekstslide

TIJDENS HET LEZEN
STAP 4 Wat doe ik als ik het niet meer snap? (Herstellen)

vraag 5 Wat past het best op plaats 1? Kruis aan.
A
achternaam
B
telefoonnummer
C
mailadres
D
voornaam

Slide 17 - Quizvraag

vraag 6. In regel 32 lees je het woord portofoon. Stel, je weet niet wat dat is.
a Wat helpt je om dit woord te begrijpen? Kruis aan.
A
Het woord wordt verderop in de tekst uitgelegd.
B
Er staat een woord dat hetzelfde betekent.
C
Er staat een plaatje dat er iets over vertelt.

Slide 18 - Quizvraag

vraag 6b: Wat is een portofoon dus? Vul in.
Via een portofoon kun je ........................................

Slide 19 - Open vraag

STAP 5 Welke vragen zie ik? (Vragen stellen)
vraag 7 Lees: De meldkamer bekijkt of je dringend hulp nodig hebt. (regel 24)
a Welke Waarom-vraag kun je hierover stellen? Schrijf op.

Slide 20 - Open vraag

vraag 7b Wat is het antwoord op je Waarom-vraag? Schrijf op. Het antwoord
staat niet precies in de tekst, dus je moet het zelf bedenken.

Slide 21 - Open vraag

vraag 8 Lees:
Heb je bijvoorbeeld net een inbreker gezien? Dan vragen ze hoe hij eruitzag.
Wat voor kleren had hij aan? En had hij spullen bij zich? (regel 27 t/m 29)
Op welke WH-vraag geven deze regels antwoord? Vul in.
Welke ........................................................................................

Slide 22 - Open vraag

STAP 6 Welk plaatje past bij de tekst? (Visualiseren)
vraag 9 Lees de alinea Groot kantoor nog een keer.
In regel 12 lees je het tijdwoord daarna. Wat bedoelt de schrijver
daarmee? Kruis aan.
A
als er iets ergs gebeurd is
B
als je hebt opgehangen
C
als je hebt gezegd wie je nodig hebt
D
als ze alle belangrijke vragen hebben gesteld

Slide 23 - Quizvraag

9b Wat voor soort plaatje heb jij in je hoofd bij deze alinea? Kruis aan.
A
een filmpje
B
een schema
C
een foto
D
een tekening

Slide 24 - Quizvraag

vraag 9c Hoe ziet dat plaatje in je hoofd eruit?
Ik zie: ...........................................................................................

Slide 25 - Open vraag

STAP 7 Hoe vat ik samen? (Samenvatten)
vraag 10. Stel, je gaat de tekst samenvatten.
Wat is de hoofdgedachte? Markeer hem in de tekst.
Tip: hij staat op bladzijde 3. Type de zin hieronder.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video