Schrijven klas 3

Welke zin is fout?
A
¡Hola! ¿Qué tal?
B
¡Buenos días! ¿Cómo estás?
C
¡Hola! ¿Cómo estas?
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welke zin is fout?
A
¡Hola! ¿Qué tal?
B
¡Buenos días! ¿Cómo estás?
C
¡Hola! ¿Cómo estas?

Slide 1 - Quizvraag

hemos 
has 
habéis 
he 
han 
ha 
Yo 
él
Nosotros
Vosotros
Ellas

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is de juiste vertaling van:
De vakantie was heel leuk.
A
La vacaciones ha sido fenomenal.
B
La vacaciones han sido muy divertido.
C
Las vacaciones ha sido fenomenal.
D
Las vacaciones han sido fenomenal.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:
Ik ben nog nooit in Rome geweest.
A
Nunca he estado en Rome.
B
Nunca he sido en Rome.
C
He estado nunca en Rome.
D
He sido nunca en Rome.

Slide 4 - Quizvraag

Zeg: Ik ben in Italië op vakantie geweest.

Slide 5 - Open vraag

vertel wat je hebt gedaan tijdens de vakantie. (één activiteit)

Slide 6 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Mijn vriendin heeft blond haar en blauwe ogen.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de juiste vertaling van:
Mijn vriend draagt veel sportieve kleding.
A
Mi amigo lleva ropa deportiva mucha.
B
Mi amigo llevo mucho ropa deportivo.
C
Mi amigo lleva mucha ropa deportiva.
D
Mi amigo ha llevado mucha ropa deportiva.

Slide 8 - Quizvraag

son las dos menos diez
son las ocho menos veinticinco
es la una y cuarto
son las siete menos veinticinco
son las cuatro y media
son las cuatro y veinticinco
son las cinco y veinticinco
es la cuatro y media

Slide 9 - Sleepvraag

Vertaal:
Ik sta om half zeven op.

Slide 10 - Open vraag

om 12 uur precies

Slide 11 - Open vraag

wat is wij gaan?

A
gamos
B
vamos
C
va
D
voy

Slide 12 - Quizvraag

wat is zij gaan/ u gaat (mv)?
A
van
B
vamos
C
ban
D
va

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Vertaal naar het Spaans: met de fiets
A: a bicicleta B: en avión C: a pie D: en bicicleta
A
a bicicleta
B
en avión
C
a pie
D
en bicicleta

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van IR in.
Yo ... a la escuela en bicicleta.
A:voy B: vas C: vamos D: vais
A
voy
B
vas
C
vamos
D
vais

Slide 16 - Quizvraag

te voet
A: en barco B: en coche C: a pie D: a caballo
A
en barco
B
en coche
C
a pie
D
a caballo

Slide 17 - Quizvraag

Zeg: Hoe laat je van huis vertrekt. (in een hele zin).

Slide 18 - Open vraag

Wat is geen goede afsluiting?
A
¡Gracias por leer! Adios amigo.
B
Espero saber de ti pronto. Saludos.
C
Gracias por leer. ¡Hasta pronto!

Slide 19 - Quizvraag