In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
BS 12.2: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Slide 2 - Tekstslide
Planning
Terugblik basisstof 12.1
Leerdoelen
Uitleg basisstof 12.2
Opdrachten maken
Wat hebben we geleerd?
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik BS 12.1
Wat doen enzymen?
Werkt 1 enzym (bijvoorbeeld amylase) op alle reacties in ons lichaam?
Van welke twee dingen is enzymactiviteit afhankelijk?
Wat is conserveren?
Wat zijn voorbeelden van conserveren?
Slide 4 - Tekstslide
Enzymen kunnen
A
knippen OF plakken
B
knippen EN plakken
C
knippen EN DAN plakken
D
ALLEEN knippen
Slide 5 - Quizvraag
Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen maken voedingsstoffen kleiner
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed
Slide 6 - Quizvraag
Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af,
Slide 7 - Quizvraag
Enzymen kunnen maar één keer gebruikt worden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
In de afbeelding is het verband tussen de temperatuur en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven. Bij welke temperaturen is dit enzym tijdelijk onwerkzaam?
A
Alleen bij temperaturen onder de 10 graden.
B
Alleen bij temperaturen onder de 35 graden.
C
Alleen bij temperaturen boven de 50 graden.
D
Zowel onder de 10 als boven de 50 graden.
Slide 9 - Quizvraag
In de afbeelding is het verband tussen de zuurgraad en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven.
Wat is de optimum-pH voor dit enzym?
A
Een pH van 0
B
Een pH van 2
C
Een pH van 3,5
D
Dat kan je niet aflezen uit de grafiek.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is conserveren?
A
Omstandigheden ongunstig maken voor schimmels en bacteriën
B
Het vermeerderen van schimmels en bacteriën
C
Voedsel opeten
D
Omstandigheden gunstig maken voor schimmels en bacteriën
Slide 11 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen
Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen
Je kunt aangeven hoe je zetmeel en glucose kunt aantonen met een indicator
Slide 12 - Tekstslide
Wat is een voedingsstof?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Bruikbare bestanddelen in voedingsmiddelen
C
Onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
D
Enzymen
Slide 13 - Quizvraag
Voeding
Voedingsmiddel:
Alles wat je eet en drinkt.
Voedingsstof:
Bruikbare bestanddelen in voedingsmiddelen.
Voedingsvezel:
Onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
Slide 14 - Tekstslide
Functies voedingsstoffen
Bouwstof: vorming van cellen en weefsel bij groei, ontwikkeling en herstel van het lichaam.
Brandstof: leveren energie voor beweging, lichaamstemperatuur, groei, ontwikkeling en herstel.
Reservestof: worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam.
Beschermende stof: zorgen dat je gezond blijft.
Slide 15 - Tekstslide
Wat voor soort voedingsstof is glucose?
A
Koolhydraat
B
Eiwit
C
Vet
D
Vitamine
Slide 16 - Quizvraag
Koolhydraten
Bouwstof
Brandstof
Reservestof
O.a. glucose, suiker, zetmeel
Voorbeelden van voedingsmiddelen
Pasta - Rijst - Brood
Slide 17 - Tekstslide
Twee soorten koolhydraten
Enkelvoudige koolhydraten:
Suiker (bv glucose)
Meteen op te nemen in bloed
Meervoudige koolhydraten:
Opgebouwd uit ketens glucose
Te groot voor snelle opname in bloed --> eerst verteren
Slide 18 - Tekstslide
Enkelvoudige koolhydraten
Meervoudige koolhydraten
Slide 19 - Tekstslide
Eiwitten
Bouwstof
Brandstof
Bv voor vorming cytoplasma
Voorbeelden van voedingsmiddelen
Kaas - Tofu - Vlees - Ei - Vis
Slide 20 - Tekstslide
Vetten
Bouwstof
Brandstof
Reservestof
Meer vet eten dan nodig --> opslag in onderhuids bindweefsel
Voorbeelden van voedingsmiddelen:
Boter – Vis - Olie
Slide 21 - Tekstslide
Soorten vetten
Verzadigde vetten:
Vaste stoffen op kamertemperatuur (boter)
Meestal dierlijk
Te veel = slecht voor gezondheid
Onverzadigde vetten:
Vloeibaar op kamertemperatuur (olie)
Meestal plantaardig
“Gezonde” vetten
Slide 22 - Tekstslide
Water
Bouwstof
Vervoeren van stoffen in je lichaam
Voorbeelden van voedingsmiddelen:
Water – Drinken - Groente - Fruit
Slide 23 - Tekstslide
Mineralen (zouten)
Bouwstof
Beschermende stof
Kleine hoeveelheid nodig
Voorbeelden van voedingsmiddelen:
Groente / Vis - Vlees
Slide 24 - Tekstslide
Vitamines
Bouwstof
Beschermende stof
Te veel of te weinig = ziek!
Worden aangegeven met een letter
Sommige zijn wateroplosbaar, andere vetoplosbaar
Voorbeelden van voedingsmiddelen:
Groente - Fruit - Vlees
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Samenvatting voedingsstoffen
Slide 27 - Tekstslide
Indicator
= een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.
Joodoplossing is een indicator voor zetmeel (bv brood)
Teststrookjes kan je gebruiken voor glucose aan te tonen
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Opdrachten maken (GT)
BS 12.2: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6, 7
Slide 30 - Tekstslide
Wat hebben we geleerd?
Welke 4 functies kunnen voedingsstoffen hebben?
Welke twee soorten koolhydraten zijn er en wat is het verschil hiertussen?
Welke functie(s) hebben eiwitten?
Welke twee soorten vetten zijn er en wat is het verschil hiertussen?