Present Continuous: Nu(actie)
onderwerp+to be+ werkwoord-ing
(3 dingen)1.onderwerp = ik/jij/hij/oma/de hond...etc.
2.to be= werkwoord zijn: i am/ he is/ we are....etc.
3.wat je aan het doen bent= werkwoord+ing: walking
lopen/vliegen/winkelen/dansen/praten:
I am walking. (to walk) Nu jij in het Engels!