4.4 arbeiders strijden voor hun rechten

4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
Huiswerk bespreken 
Herhaling liberalisme
Uitleg 4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
Oefentoets maken

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling: Liberalisme
  • Vrijheid zorg dat mensen voor zichzelf gaan zorgen
  • Aanhangers: rijke burgers
  • Thorbecke: 1848 
  • Nieuwe grondwet: koning krijgt minder macht
  • Constitutionele monarchie

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord hoort bij liberalisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze paragraaf: 

Kun je uitleggen hoe en wanneer Nederland een industriële samenleving werd
Kun je uitleggen waarom kinderarbeid heel gewoon was in de 19e eeuw
Kun je uitleggen wat het communisme is
Kun je uitleggen wat socialisme is en een socialistische partij noemen
Kun je uitleggen wat de sociale kwestie is
Kun je uitleggen wat het kinderwetje van Van Houten is


Slide 5 - Tekstslide

Industriële revolutie in Nederland
In tweede helft van de 19e eeuw komt de industrie goed op gang
  • Grote havens zorgen voor goede aanvoer grondstoffen 
  • Steenkool vanuit Zuid-Limburg
  • Economie groeit 
  • Lonen zijn laag en arbeidsomstandigheden zijn slecht

Slide 6 - Tekstslide

Kinderarbeid
Ouders verdienen niet genoeg geld:
  • Kinderen boven de 6 jaar werkten in de fabriek
  • Slechte omstandigheden: veel ongelukken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Waarom laten veel ouders hun kinderen in fabrieken werken?

Slide 12 - Open vraag

Kiesrecht en liberalisme
Alleen rijke mannen mochten stemmen:
  • Stemden op liberalen
  • Handel en industrie kan alleen groeien bij vrijheid: mensen moeten voor zichzelf zorgen
  • Overheid moet zo min mogelijk ingrijpen

Slide 13 - Tekstslide

Socialisme en Communisme
Gelijkheid
Karl Marx schrijft Das Kapital
  • Klasseloze samenleving
  • Iedereen even rijk en evenveel bezit
  • Revolutie 
  • Noemt dit zelf socialisme

Slide 14 - Tekstslide

Socialisme en Communisme
Groep mensen die net als Marx gelooft in gelijkheid
Manier waarop is anders! 
Daarom: socialisme ofwel sociaaldemocratie
  1. Door democratie en wetten verbetering van arbeidsomstandigheden
  2. Geen revolutie maar via politieke partijen, vakbonden en democratie verandering!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welk woord hoort bij socialisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Koppel de begrippen. Horen ze bij socialisme of communisme? 
Communisme
Socialisme
Revolutie
Democatie
Vakbonden
Klasseloze samenleving

Slide 19 - Sleepvraag

Wie zijn de aanhangers van het socialisme
A
Arbeiders
B
Boeren
C
Rijke burgers
D
Adel

Slide 20 - Quizvraag

Sociale kwestie
Burgers zagen dat de woon- en werkomstandigheden van arbeiders erg slecht waren, ook rijke mensen wilden verbetering voor de arbeiders
  • dit heet de sociale kwestie

Slide 21 - Tekstslide

Sociale wetten
Sociale wetten zorgen voor arbeiders

1874: Kinderwetje van Van Houten
  • Kinderen onder de 12 jaar mogen niet meer  werken in fabrieken. 
  • Let op! Wel in landbouw of in winkels

Slide 22 - Tekstslide

SDAP
1894: SDAP wordt opgericht
Sociaal Democratische Arbeiders Partij
  1. Algemeen kiesrecht
  2. Alle mannen moeten recht krijgen om te stemmen. Daarvoor censuskiesrecht: hoger inkomen hebben om te stemmen


Slide 23 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht
  1. 1848: Uitbreiding censuskiesrecht
  2. 1917: Alle mannen mogen stemmen
  3. 1919: Alle volwassenen boven de 25 mogen stemmen

Er is pas algemeen kiesrecht als iedere volwassene boven een bepaalde leeftijd mag stemmen!

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer komt het algemeen kiesrecht?
A
1874
B
1919
C
1917
D
1848

Slide 25 - Quizvraag

oefentoets maken

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf één ding op wat je vandaag geleerd hebt

Slide 27 - Open vraag

Schrijf een vraag op die je nog hebt na de uitleg

Slide 28 - Open vraag