geschiedenis

geschiedenis
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 3,7

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Wie vochten tegen elkaar in WO1?
A
alleen Duitsland en Engeland
B
alleen Nederland en België
C
Alleen Rusland en Duitsland
D
geen van allen

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent: geallieerden
A
Alle landen die samen vochten tegen de centralen
B
De bondgenoten van Duitsland
C
De centralen
D
Fransen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent de Centralen
A
het station
B
Rusland
C
alle landen die samen vochten tegen de geallieerden
D
Nederland en Duitsland

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn bondgenootschappen?
A
Dat landen beloven elkaar te helpen
B
Dat landen gaan voetballen
C
Dat landen dreigen met oorlog
D
Dat landen alleen willen vechten

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn wapens die niet meer gebruikt werden in de WO1?
A
machinegeweer
B
paarden
C
sabels en degens
D
vliegtuigen

Slide 6 - Quizvraag

Wat veranderde in de industriële revolutie?
A
niets
B
er werden geen dieren meer gebruikt WO1
C
betere wapens
D
iedereen kreeg een rood uniform

Slide 7 - Quizvraag

Wat schreven de soldaten in de loopgraven?
A
boeken
B
brieven
C
tijdschriften
D
niets

Slide 8 - Quizvraag

waarom vielen er weinig slachtoffers onder burgers?
A
die hadden geluk
B
de oorlog was vooral in de loopgraven zonder burgers
C
er vielen sowieso weinig slachtoffers in de oorlog
D
iedereen was verhuist naar Amerika

Slide 9 - Quizvraag

Nederland was in de WO1 niet:
A
smokkelland
B
een land met vluchtelingenkampen
C
neutraal
D
aan het vechten voor Engeland

Slide 10 - Quizvraag

Wat smokkelden mensen naar België?
A
soldaten
B
boter, zout en vee
C
vluchtelingen
D
niets

Slide 11 - Quizvraag

Wat moest Duitsland doen na de WO1?
A
land afstaan
B
een klein leger hebben
C
geld betalen
D
Engels praten

Slide 12 - Quizvraag

Waarom was Hitler populair na WO1?
A
Hij zei oplossingen te hebben voor Duitsland
B
Hij was een bankier
C
Hij was een smokkelaar
D
Hij nam alle schuld op zich

Slide 13 - Quizvraag