In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Korte herhaling leerjaar 2
Taalverzorging perron 4
Slide 1 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) is een van de vormen van het werkwoord. Het geeft aan dat een handeling is afgerond.
Als het voltooid deelwoord in het werkwoordelijk gezegde voorkomt, staat er altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden.
Ik heb in de tuin gezeten.
Jij bent naar boven gegaan.
De trampoline wordt morgen geleverd.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
- Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en
zwemmen - gezwommen
vliegen - gevlogen
kiezen - gekozen
Slide 3 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt vaak op een -d of een -t
verdienen - verdiend
spelen - gespeeld
maken - gemaakt
Slide 4 - Tekstslide
-d of -t?
Twijfel je of het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t?
Gebruik de verlengproef.'Ik heb geld verdien...' Maak je het langer, dan hoor je de -d. Het verdiende geld. Dus: 'Ik heb geld verdiend.'
Lukt het niet met de verlengproef? Gebruik dan de regel van
't kofschip
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoordspelling - het bijvoeglijk naamwoord
Zoals je misschien nog wel weet geeft een bijvoeglijk naamwoord extra informatie over een zelfstandig naamwoord.
BV: De lege fles of een halve maand
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn ingewikkelder om te schrijven. Een voltooid deelwoord kan namelijk ook als bijvoeglijk naamwoord geschreven gebruikt worden.
Als je een voltooid deelwoord als bijv. nw. schrijft, dan schrijf je dit zo kort mogelijk. Zie 'voorbeelden'. Het mag alleen zo kort mogelijk, als je het nog goed kunt uitspreken. Zie het voorbeeld van 'het geredde kind'. Als je 1 'd' schrijft, dan klopt het werkwoord niet meer als je het uitspreekt.
VOORBEELDEN
De trui is gebreid. - De gebreide trui.
Het werkstuk is geprint. - Het geprinte werkstuk.
Het kind werd gered. - Het geredde kind.
Het schilderij is gestolen. - Het gestolen schilderij.
Slide 6 - Tekstslide
't kofschip
- maak de stam van het werkwoord door -en van het werkwoord af te halen
- kijk naar de laatste letter van de stam
- zit deze letter in 't kofschip?
Dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t
- zit deze letter niet in 't kofschip?
Dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -d
Slide 7 - Tekstslide
't kofschip
- Werkwoord fietsen. Stam is fiets. De laatste letter van de stam zit in 't kofschip. Dus: gefietst
- Werkwoord schoppen. Stam is schop. De laatste letter van de stam zit in 't kofschip. Dus: geschopt
Slide 8 - Tekstslide
't kofschip
- Werkwoord feliciteren. De stam is feliciteer. De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip. Dus gefeliciteerd.
- Werkwoord schrobben. De stam is schrob. De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip. Dus geschrobd.
Slide 9 - Tekstslide
Volt. dw. en bijv. nw.
Is het woord dat je nog moet invullen een voltooid deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord?
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd.
Het verlichte standbeeld staat voor het station.
De boom is omgehakt.
Het vergrootte sportcomplex wordt morgen geopend.
Slide 10 - Sleepvraag
Wat is de juiste werkwoordsvorm?
Na de hardlooptraining heb ik me meteen ... (douchen)
A
gedoucht
B
gedouchd
C
gedouchdt
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de juiste werkwoordsvorm?
Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot ... (stoten).
A
gestoot
B
gestooten
C
gestoten
D
gestootten
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste werkwoordsvorm?
Elze heeft de deur ... (bijschaven).
A
bijgeschaaft
B
bijgeschaafd
C
bijgeschaafdt
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de juiste werkwoordsvorm?
De ... (uitbreiden) bakkerij heeft een gezellige koffiehoek.
A
uitgebreide
B
uitgebreidde
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de juiste werkwoordsvorm?
Naomi heeft lang ... (twijfelen) over haar profielkeuze.
A
getwijfelt
B
getwijfeld
C
getwijfeldt
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de juiste werkwoordsvorm?
De ... (verven) stoelen blijven zwart.
A
geverfte
B
geverfde
C
gevervte
D
gevervde
Slide 16 - Quizvraag
Werkwoord WORDEN. Mijn broer ... morgen 17 jaar.
A
word
B
wordt
C
geworden
D
werd
Slide 17 - Quizvraag
Werkwoord SPREKEN Heb jij de buurman gisteren nog ...?
A
sprak
B
spreken
C
spraken
D
gesproken
Slide 18 - Quizvraag
Werkwoord VERBETEREN Mijn moeder ... het werkstuk.
Slide 19 - Open vraag
Werkwoord VERBETEREN Mijn moeder heeft het werkstuk ...
Slide 20 - Open vraag
Werkwoord VERHUIZEN Vorig jaar is mijn nichtje naar Amerika ...
Slide 21 - Open vraag
Engelse werkwoorden
Nederlands kent veel leenwoorden. De spelling van de Engelse werkwoorden is meestal hetzelfde als die van de Nederlandse werkwoorden.
Slide 22 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd
ik- vorm
ik-vorm + t
ik-vorm + en
ik mail
jij mailt
wij mailen
Slide 23 - Tekstslide
Verleden tijd
ik-vorm + de/den
ik-vorm +te/ten
scrolde/scrolden
racete/raceten
Slide 24 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
eindigen altijd op een -d of een -t
gefaxt/het gefaxte document
gedownload/de gedownloade bijlage
Slide 25 - Tekstslide
De leerling ... het document gisteren op haar Chromebook. (saven)